4.6 Instelling – Span
1)
Na het instellen van het nulpunt, voer een ingangssignaal van 20mA (of 4mA) in als eindampère en controleer
de slag van de servomotor. Als de slag te klein is, moet de span worden vergroot. Als de slag te groot is, moet
de span worden verkleind.
2)
Wijziging van de span heeft invloed op de instelling van het nulpunt, zodat het nulpunt opnieuw moet worden
ingesteld nadat de span is aangepast.
3)
Bovenstaande twee stappen moeten verschillende keren worden uitgevoerd totdat zowel het nulpunt als de
span goed zijn ingesteld.
4)
Draai na de juiste instelling, de borgschroef vast.
Borgschroef
Fig. 25 Lineaire spaneenheid
EP6 Gevaarlijke zone (Ex-goedgekeurd) Elektropneumatische klepstandsteller
IM-P703-04-NL CTLS-UKn-06
Borgschroef
Fig. 26 Roterende spaneenheid
37