Rijden met de zitmaaier
1 Zet de parkeerrem los door eerst het parkeerrempedaal in
te drukken en daarna op te laten komen.
2 Druk voorzichtig een van de pedalen in tot de gewenste
snelheid wordt bereikt. Bij het vooruit rijden wordt pedaal
(1) gebruikt en bij achteruit rijden pedaal (2).
1
2
3 Om de maai-inrichting te verlagen duwt u de hendel
voorwaarts in de zweefstand, waar deze blijft staan.
4 Kies de gewenste maaihoogte (1-6) met de hendel voor
het instellen van de maaihoogte.
5 Start de maai-inrichting indien nodig door de schakelaar
van de maai-inrichting omhoog te trekken.
Voor een gelijkmatige maaihoogte is het belangrijk dat de
luchtdruk in beide voorbanden hetzelfde is. Zie hoofdstuk
'Technische gegevens'.
N.B.! De levensduur van de aandrijfriemen wordt
aanzienlijk verlengd wanneer de motor op laag toerental
loopt wanneer de messen worden ingeschakeld. Geef
daarom pas vol gas wanneer het maai-element neergeklapt
is naar maaistand.
18 –
Dutch
RIJDEN
Remmen
Laat de rijpedalen los. De machine remt en wordt tot stilstand
gebracht door het aandrijfsysteem. Gebruik de parkeerrem
niet om te remmen tijdens het rijden.
U kunt sneller remmen door de rijpedaal voor de
tegenovergestelde richting in te trappen.
Afzetten van de motor
Plaats de machine altijd op een vlakke ondergrond met de
motor UIT. Laat de motor bij voorkeur een minuut stationair
lopen om weer de normale werktemperatuur te krijgen
voordat hij wordt afgezet, als hij hard heeft moeten werken.
1 Druk op de PTO-toets om de maai-inrichting uit te
schakelen.
2 Hef het maaidek met de hydraulische hefhendel.
3 Breng de gasbediening naar de stand MIN. Draai de
contactsleutel naar de stand "STOP".
4 Wanneer de zitmaaier stil staat, moet u de handrem (1)
naar beneden houden en de vergrendelknop (2) indrukken.
1
2