Inhoudsopgave
Advertenties
ZA-M BAG0005.2 12.07
WAARSCHUWING
Gevaar voor uitval van de energietoevoer tussen tractor en
machine als gevolg van beschadigde voedingsleidingen!
Let bij het aansluiten van de voedingsleidingen op het verloop van de
voedingsleidingen. De voedingsleidingen
•
moeten bij alle bewegingen van de aangekoppelde machine
soepel meedraaien zonder spanning, knikken of wrijving.
•
mogen niet langs onderdelen schuren.
1. Beveilig de machine tegen onbedoeld wegrollen, wanneer de
machine is voorzien van een transportinrichting, zie hiertoe het
hoofdstuk "Transport- en parkeerinrichting", blz. 45.
2. Controleer de machine bij het aankoppelen grondig op zichtbare
gebreken. Neem hierbij de informatie in het hoofdstuk
"Verplichtingen van de chauffeur", blz. 9 in acht.
3. Bevestig de kogelkoppelingen met de topstang- en
trekstangbouten in de koppelingspunten van het driepunts-
aanbouwframe.
Waardeer de cat. II bouten van de topstang en trekstang van de
machine met de reductiehulzen op tot cat. III, als uw tractor een
driepuntshydraulica van cat. III heeft.
4. Borg de bouten van de topstang en trekstang met een lunspen
tegen onbedoeld losgaan. Zie hiervoor hoofdstuk "Driepunts-
aanbouwframe" vanaf blz. 44.
5. Stuur personen weg uit de gevarenzone tussen tractor en
machine voordat u naar de machine rijdt.
6. Verbind eerst de voedingsleidingen met de tractor voordat u de
machine als volgt aan de tractor koppelt:
6.1 Rij de tractor zodanig naar de machine, dat er vrije ruimte
(ca. 25 cm) tussen tractor en machine blijft.
6.2 Beveilig de tractor tegen onbedoeld starten en wegrollen.
Zie hiertoe het hoofdstuk "Tractor tegen onbedoeld starten
en wegrollen beveiligen", vanaf blz. 54.
6.3 Controleer of de aftakas van de tractor is uitgeschakeld.
6.4 Sluit de hydraulische slangen aan, zie hiertoe het
hoofdstuk "Hydraulische slangen aansluiten", vanaf blz. 43.
6.5 Sluit het verlichtingssysteem aan, zie hiertoe het hoofdstuk
"Verkeerstechnische uitrustingen", blz. 32.
6.6 Sluit de boordcomputer aan (indien aanwezig); zie hiervoor
de separate bedieningshandleiding
6.7 Lijn de trekstanghaken zodanig uit dat ze op één lijn liggen
met de onderste koppelingspunten van de machine.
7. Rijd de tractor nu verder achteruit naar de machine, zodat de
trekstanghaken van de tractor over de onderste
koppelingspunten van de machine vallen.
8. Breng de driepuntshydraulica van de tractor zover omhoog dat
de trekstanghaken de kogelkoppeling opnemen en automatisch
vergrendelen.
9. Koppel de topstang vanaf de tractorstoel via de haak van de
topstang aan het bovenste koppelingspunt van het driepunts-
aanbouwframe.
Machine aan- en afkoppelen
+
A M A T R O N
.
57
Advertenties
Inhoudsopgave
