5. Veiligheidsinstructies
Houd u bij het zagen aan de toegestane aandrijvings-
parameters en aan de aanbevolen richtwaarden voor
zaagsnelheid en voorbewegingsdruk.
Gebruik enkel zaagdraden die beantwoorden aan de
voorschriften van EN 13236.
Door het gebruik van hoogkwalitatieve diamantdraden,
draadkoppelingen en krimpwerktuigen kan het aantal
draadbreuken aanzienlijk verminderd worden.
De draad kan heet worden; raak hem daarom niet zon-
der handschoenen aan!
Gebruik voor het vastzetten van de rolbokken, de draad-
zaag en voor het beveiligen van de delen alleen beves-
tigingsmateriaal van voldoende afmetingen (ankers,schroe-
ven etc.). Let erop dat de netspanning overeenkomt
met de gegevens op de typeplaatjes.
Bij het gebruik van stellingen, ladders of platformen
enz., controleer of deze onbeschadigd zijn en van een
type dat beantwoordt aan en opgesteld is volgens de
voorschriften.
De operator moet ervoor zorgen dat niemand aanwe-
zig is in de gevarenzone tijdens het zagen. Dit geldt ook
voor het niet-zichtbare gebied gebied, bijv. aan de ach-
terkant van de zaagzijde. Indien nodig moet een vol-
doende groot gebied afgezet worden of moeten er wacht-
posten met veiligheidspersoneel opgesteld worden.
Let steeds goed op. Observeer het zaagproces, de water-
koeling en de omgeving van de werkplek. Werk niet met
de draadzaag als u zich niet ten volle kunt concentreren!
Er mogen aan de draadzaaguitrusting geen veranderin-
gen worden aangebracht. Wijziging van de fabrieksin-
gestelde omzettingsparameters (DS WS10-E) is verbo-
den.
5.7
Veiligheidsmaatregelen voor het transport
van de draadzaag
Vermijd het heffen en dragen van zware voorwerpen.
Gebruik geschikte hefwerktuigen en transportmiddelen
en verdeel zware ladingen onder meerdere personen.
Gebruik de voor het transport aanwezige grepen. Houd
de grepen altijd schoon en vrij van vet.
30
Denk eraan dat de gemonteerde machine kan omvallen
als ze niet bevestigd is. Zet ze daarom op een stevige,
vlakke ondergrond. Plaats extra steunen tussen de naar
voren gerichte zwenkwielen en het oppervlak waarop de
draadzaag staat.
Zorg ervoor dat de draadzaag en zijn onderdelen niet
kunnen bewegen of omvallen tijdens het transport.
Kraantransport van aandrijving en regelpaneel mag alleen
aan de daarvoor bestemde kraanogen plaatsvinden. Voor -
aleer de zaag te transporteren, controleer of alle ver-
wijderbare onderdelen goed vastzitten, of de aan-
drijvingseenheid vergrendeld is en de eindstop gemon-
teerd is. Men mag zich nooit binnen het bereik van aan
een kraan hangende lasten bevinden.