Opbouw en werking
46
Aankoppelen
1. Stuur personen weg uit de gevarenzone tussen tractor en
machine voordat u naar de machine rijdt.
2. Eerst moeten de voedingsleidingen worden aangekoppeld en
dan moet de machine aan de tractor worden gekoppeld.
2.1 Rij de tractor zodanig tot bij de machine, dat er een ruimte
van ca. 25 cm tussen tractor en machine blijft.
2.2 Beveilig de tractor tegen onbedoeld starten en wegrollen.
3. Bedien tractorregeleenheid 1 (blauw).
→
Pas de hoogte van het trekoog aan de tractor aan.
4. Rij de tractor nu verder achterwaarts naar de machine, zodat de
koppelinrichting kan worden bevestigd.
5. Koppel de machine met trekoog (Afb. 15/1) aan de trekpendel
(Afb. 15/2) van de tractor.
6. Bevestig het geheel met een pen (Afb. 15/3) en borg deze met
een lunspen (Afb. 15/4).
Afkoppelen
1. Zet de machine op een vlakke en stevige ondergrond.
2. Laat de steunpoot zakken.
3. Bedien de tractorregeleenheid 1 (blauw).
→
Laat de machine zakken om het trekoog te ontlasten.
4. Koppel de machine los van de tractor.
4.1 Beveilig de machine tegen onbedoeld wegrollen. Zie
hiervoor blz. 58.
4.2 Maak de trekpendelkoppeling los.
4.3 Trek de tractor ca. 25 cm naar voren.
→
Door de vrijkomende ruimte tussen tractor en machine ontstaat
er een betere toegang voor het afkoppelen van de
voedingsleidingen.
4.4 Beveilig de tractor en de machine tegen onbedoeld starten
en wegrollen.
4.5 Ontkoppel de voedingsleidingen.
Catros BAG0046.0 01.07