Helderheid/contrast van
het InfoCenter display
veranderen
U kunt de helderheid en het contrast instellen in de
volgende modi: werktuig, voertuig snel, voertuig traag
en InchMode. Druk op de knop uiterst rechts om het
pictogram helderheid/contrast te selecteren.
1.
Selecteer het pictogram helderheid/contrast in
de pop-upmenubalk.
2.
Gebruik de plus- en minpictogrammen om de
pop-upmenubalk helderheid/contrast te wijzigen
(Figuur
20).
Figuur 20
1. Helderheid verlagen
2. Helderheid verhogen
3. Contrast verkleinen
Parameters instellen
Ga naar de parameters door de bedieningsknop naar
stand S te draaien
(Figuur
Figuur 21
De machineparameters gebruiken
Machineparameters zijn parameters die
machinefuncties bepalen en geen specifiek werktuig.
Maximale rijsnelheid in modus 'voertuig snel'
Hiermee kan de supervisor de rijsnelheid van de
machine in de modus 'voertuig snel' beperken. Ze is
4. Contrast vergroten
5. Vorig scherm
21).
instelbaar van 1,6 km/u tot 33,8 km/u in stappen van
0,16 km/u.
Maximale rijsnelheid in modus 'voertuig traag'
Hiermee kan de supervisor de rijsnelheid van de
machine in de modus 'voertuig traag' beperken. Ze is
instelbaar van 1,6 km/u tot 12,9 km/u in stappen van
0,16 km/u.
InchMode
Kies inschakelen of uitschakelen.
De werktuigparameters gebruiken
Deze machine is uniek omdat elk werktuig vóór
gebruik wordt ingesteld en bewaard in de computer
van de machine. De werktuigparameters bepalen de
limieten van de werktuigen die met deze machine
worden gebruikt.
Opmerking:
Zorg dat de parkeerrem in werking is
gesteld wanneer de bestuurder de stoel verlaat tijdens
het gebruik van een stationair werktuig.
Parameters hebben de volgende eigenschappen.
g251545
•
Voor regeling door een supervisor zijn parameters
beveiligd met een pincode indien beveiliging
ingeschakeld is.
•
De parameters zijn de opties op de verschillende
schermen; de werktuigen gebruiken niet alle
parameters.
•
De parameterinstellingen zijn afhankelijk
van de gekozen locatie, aandrijving,
inschakelingsmethode en snelheidsregeling.
•
U kunt 16 verschillende actieve werktuigen
opslaan in de computer van de machine.
Gebruik de scherminstructies bij het navigeren door
en selecteren van de verschillende parameters.
Werktuiglocatie
Dit is de plaats waar een werktuig is bevestigd aan de
machine. Hier volgen de verschillende opties:
•
3-
– het werktuig is aangesloten op de
PUNTS
g250713
3-punts trekhaak
•
A
– het werktuig is niet aangesloten op de
NDER
3-punts trekhaak maar elders
Aandrijving van werktuig
Dit is de aandrijving die het werktuig zal gebruiken.
Hier volgen de verschillende opties:
•
G
EEN AANDRIJVING
geen aftakasaandrijving en is niet hydraulisch
bekrachtigd (het werktuig gebruikt bv. de trekstang
of de laderjoystick, indien aanwezig)
9
– het werktuig behoeft