5.4.5 Resterende tijden ( iCounter )
Het scherm bevat die waarden die op dat moment voor de planning van de verdere rit het belangrijkste zijn, met
de belangrijkste informatie altijd in regel 1. Het bovenstaande scherm is slechts een voorbeeld en kan afwijken
van EFAS. Meer informatie vindt u in hoofdstuk 5.10 Resterende tijden ( iCounter ).
5.4.6 Rijtijden chauffeur 2
De informatie wordt op dezelfde manier weergegeven als voor chauffeur 1 in paragraaf 5.4.4.
5.4.7 UTC-tijd
De eerste regel bevat de volgende informatie, van links naar rechts:
y Symbool voor UTC-tijd
y Datum
DST
y Het veld
geeft aan dat de digitale tachograaf is ingesteld op zomertijd. Wanneer de standaardtijd is
ingesteld wordt DST niet weergegeven.
De tweede regel bevat de volgende informatie:
y Huidige UTC-tijd
y Huidige ingestelde tijdzone (tijdverschil met UTC)
y Symbool voor de hulfige modus (in dit geval OPERATIONAL (operationeel))
5.5
Handmatige invoer van activiteiten
Wanneer u na het insteken van uw chauffeurskaart uw activiteiten handmatig wilt
aanvullen, selecteer dan JA met de besturingstoetsen en druk op OK.
EFAS begeleidt u vervolgens door de dialoogschermen om handmatig activiteiten in
te voeren. Eerst worden de datum en tijd (UTC) weergegeven waarop de kaart het
laatst is uitgenomen met de vraag "Einde van vorige werktijd?":
In de volgende dialogen kunt u nu tijden van bepaalde activiteiten invoeren, zoals WERK , BESCHIKBAARHEID ,
PAUZE/RUST (behalve RIJDEN). Het laatste dialoogscherm bevat de vraag "Activiteiten bevestigen?".
Hier kunt u de ingevoerde activiteiten bevestigen (druk op OK) of met de besturingstoetsen een andere optie
selecteren (bevestigen, annuleren, afdrukken).
5.6
Voorvallen of storingen bevestigen
Wanneer zich bepaalde voorvallen of storingen voordoen, geeft de EFAS een waarschuwing weer (zie para-
graaf 11) waarbij gedurende 30 seconden een signaaltoon klinkt en het lampje knippert. Waarschuwingen
worden weergegeven tot ze zijn bevestigd met OK. Gebruik de besturingstoetsen en om aanvullende infor-
matie over de waarschuwing weer te geven.
5.7
Instellen van een traject per veerboot/trein
Wanneer u met uw voertuig gebruik maakt van een veerboot of trein, moet u de toestand "Veerboot/trein"
instellen.
Selecteer OK g Invoer g Begin
1.
Druk op OK.
2.
De toestand "Veerboot/trein" wordt automatische gedeactiveerd wanneer uw voertuig weer gaat rijden.
10