H
ANDLEIDING PNEUMATISCHE AANDRIJVINGEN
D)
Technische bijlage/planningsdocumenten
Opmerking:
Deze bijlage maakt geen deel uit van de <originele montagehandleiding>, maar biedt alleen aanvullende informatie
hierover)
De aandrijving moet door de planner/besteller van
► de armatuur waarop deze is gemonteerd
► zijn aangepast aan de persluchtvoorziening aan de kant van de installatie en het besturingssysteem.
Belangrijke technische gegevens hierover worden hieronder weergegeven.
D1
Standaarduitvoering van de aandrijvingen
D1-1 Aanpassing aan de armatuur
De pneumatische zwenkaandrijvingen type EBX.1 SYD (dubbelwerkend) en type EBX.1 SYS (met sluit- of
openingsveer) kunnen worden gemonteerd op alle armaturen met zwenkbeweging (90°) die zijn uitgerust
met een opbouwflens conform EN ISO 5211.
D1-2 Uitgangsmomenten van de aandrijvingen
De in paragraaf D5 aangegeven uitgangsmomenten van de zwenkaandrijvingen zijn nominale momenten.
Deze worden bereikt bij persluchttoevoer met een nominale druk van 6,0 bar.
Het uitvoerkoppel verandert naargelang de huidige persluchttoevoer.
► Het ontwerp van de aandrijving voorziet in een overdruk tot 8 bar,
► De planner/besteller moet bij de selectie van de aandrijfgrootte rekening houden met
mogelijke onderdruk. Zie ook D 1.4 hieronder.
D1-3 Draairichting van de aandrijving
Conform de typenorm EN 15714-3 is gedefinieerd dat de armatuur rechtsom sluit. Dit moet bij de klant
worden gerealiseerd door correcte aansluiting van de magneetklep op de stroomvoorziening en de
besturing. Zie ook paragraaf B4. De documentatie van de magneetklep moet de daarvoor benodigde
informatie bieden.
D1-4 Toewijzing van armatuur
De relevante invloedfacturen voor het benodigde activeringsmoment worden bepaald door de armatuur
(nominale diameter), de bedrijfsdruk en het medium. Met inachtneming van deze parameter wordt het
vereiste activeringsmoment voor de armatuur bepaald, dat door de fabrikant van de armatuur moet worden
gespecificeerd.
Er wordt geadviseerd aan deze waarde een veiligheidsreserve toe te voegen voor de uitlezing van de
aandrijving.
D1-5 Zelfvergrendeling bij stilstand
► Alle dubbelwerkende zwenkaandrijvingen hebben alleen bij aanwezige stuurdruk
► en alle <fail-safe>-aandrijvingen met veren in de eindposities het aandrijfmoment dat staat vermeld in de
technische gegevens in paragraaf D3.
Het hydraulische moment van het medium kan de positie van het afsluitapparaat in de
regel niet beïnvloeden.
Pagina 15 van 19
EB
.1 SYD
EB
.1 SYS
X
EN
X