H
ANDLEIDING PNEUMATISCHE AANDRIJVINGEN
Verbinding aandrijving/armatuur correct aangetrokken?
Bij de functietest mogen geen relatieve bewegingen te zien zijn tussen armatuur, montagebrug (indien
aanwezig) en pneumatische aandrijving. Trek indien nodig alle bouten van de flensverbinding aan. Zie
tabel in paragraaf B3.
Activeringsfunctie en weergave controleren:
Bij aanwezige stuurdruk moet de armatuur met de stuuropdrachten
desbetreffende instelling worden geplaatst. De optische indicatie op de aandrijving (en eventueel op
de armatuur) moet dit correct aangeven.
Indien dit niet klopt, moet de aansturing van de aandrijving en/of de positie van de wijzer worden
gecorrigeerd.
(Indien module beschikbaar) Elektrische positieterugmelding controleren:
De elektrische signaalindicatie
installatie) kan met de optische indicatie van de armatuur worden vergeleken. Signaal en indiatie
moeten overeenstemmen. Als dit niet het geval is, moet de besturing en/of de afstelling van de
positieregelaar worden gecontroleerd. De inbouwaanwijzingen van de fabrikant van de onderdelen
moeten in acht worden genomen.
B9
Aanvullende informatie: demontage van de aandrijving
Dezelfde veiligheidsvoorschriften als voor het leidingsysteem moeten in acht worden genomen, voor de
persluchttoevoer en voor het (elektrische/elektrisch-pneumatische) stuursysteem.
Voer daarna de volgende stappen uit:
Toewijzing van de positie van aandrijving en armatuur markeren en documenteren voor hermontage.
Toevoer van perslucht gecontroleerd onderbreken, armatuur eventueel drukloos maken.
Persluchttoevoer- en stuuraansluitingen afklemmen.
Flensverbinding armatuur/aandrijving losmaken en aandrijving van de armatuur tillen.
Pagina 11 van 19
EB
.1 SYD
X
"
"
"
OPEN
en "DICHT
(in de schakelcentrale aan de kant van de
EB
.1 SYS
EN
X
"
"
DICHT
en
"
"
OPEN
in de