Verklarende woordenlijst
AANVOERLEIDING
De leiding waardoor het verwarmde water wordt vervoerd
van de warmtepomp naar het verwarmingssysteem van de
woning (radiatoren/verwarmingsspiraalen).
AANVOERTEMPERATUUR
De temperatuur van het verwarmde water dat de warmte-
pomp naar het verwarmingssysteem zendt. Hoe kouder de
buitentemperatuur, hoe hoger de aanvoerleidingtemperatuur
wordt.
AFGIFTESYSTEEM
Afgiftesystemen worden ook wel verwarmingssystemen
genoemd Het gebouw wordt verwarmd met behulp van ra-
diatoren, vloerspiralen of convectorventilatoren.
AFGIFTESYSTEEM
Leidingen naar het afgiftesysteem van het huis en de con-
densor vormen het verwarmingssysteem.
BEREKENDE AANVOERLEIDINGTEMPERATUUR
De temperatuur waarvan de warmtepomp berekent dat het
verwarmingssysteem deze vereist voor een optimale tempe-
ratuur in de woning. Hoe kouder de buitentemperatuur, hoe
hoger de berekende aanvoertemperatuur.
BIJVERWARMING
De bijverwarming is de warmte die in aanvulling op de
warmte van de compressor in uw warmtepomp wordt gepro-
duceerd. Bijverwarmers zijn bijvoorbeeld een elektrisch
verwarmingselement, elektrische verwarmer, zonnesysteem,
gas-/olie-/pellet-/houtbrander of blokverwarming.
BOILER
Tank waar huishoudwater wordt verwarmd. Bevindt zich
ergens buiten de warmtepomp.
BUITENVOELER
Een voeler die zich buitenshuis bevindt. Deze voeler geeft
aan de warmtepomp aan hoe warm het buiten is.
CIRCULATIEPOMP
Pomp die vloeistof laat circuleren in een leidingsysteem.
COMPRESSOR
Perst het gasvormige koudemiddel samen. Als het koude-
middel wordt samengeperst, nemen de druk en de tempera-
tuur toe.
CONDENSOR
Warmtewisselaar waar het warme gasvormige koudemiddel
condenseert (afkoelt en een vloeistof wordt) en de warmte-
energie afgeeft aan het verwarmings- en warmtapwatersys-
teem van de woning.
NIBE SMO 20
COP
Als een warmtepomp een COP van 5 heeft, houdt dit in dat
u slechts 1/5 van uw warmtevraag betaalt. Dit verwijst naar
de efficiëntie van de warmtepomp. Deze wordt gemeten bij
verschillende meetwaarden, bijv.: 7 / 45 waarbij 7 staat voor
de buitentemperatuur en 45 voor het aantal graden dat de
toevoertemperatuur handhaaft.
DOT, DIMENSIONED OUTDOOR TEMPERATURE
(BEREKENDE BUITENTEMPERATUUR)
De berekende buitentemperatuur hangt af van de locatie
waar u woont. Hoe lager de berekende buitentemperatuur,
hoe lager de waarde moet zijn die geselecteerd is bij het
"selecteren van een stooklijn".
EFFICIËNTIE
Een meting om te zien hoe effectief de warmtepomp is. Hoe
hoger de waarde, hoe effectiever de pomp.
ELEKTRISCHE BIJVERWARMING
Dit is elektriciteit die bijvoorbeeld door een elektrische bijver-
warming tijdens de koudste dagen van het jaar als aanvulling
wordt gebruikt om de warmtevraag te dekken die de warm-
tepomp niet aankan.
FILTERTIJD
Geeft de tijd aan waarover de gemiddelde buitentemperatuur
is berekend.
HUISHOUD-WARMTAPWATER
Het water waarmee men bijvoorbeeld een douche neemt.
MENGKLEP
Een klep die koud water mengt met het warme water dat de
ketel verlaat.
OVERSTORTVENTIEL
Een klep die opent en een kleine hoeveelheid vloeistof
doorlaat indien de druk te hoog is.
PRESSOSTAAT
Drukschakelaar die een alarm laat afgaan en/of de compres-
sor stopt, indien er een druk ontstaat in het systeem die niet
is toegestaan. Een hogedrukpressostaat wordt geactiveerd
wanneer de condensdruk te groot wordt. Een lagedrukpres-
sostaat wordt geactiveerd wanneer de verdampingsdruk te
laag is.
RADIATOR
Een ander woord voor verwarmingselement. Deze moeten
worden gevuld met water om te kunnen worden gebruikt in
combinatie met de SMO 20.
RETOURLEIDING
De leiding waardoor het water wordt teruggeleid van het
verwarmingssysteem van de woning (radiatoren/verwar-
mingsspiraalen) naar de verwarmingspomp.
Hoofdstuk 7 | Verklarende woordenlijst
37