De werktuighefhendel bedienen
Met behulp van de werktuighefhendel (Fig. 21) kunt u
diverse werktuigen opheffen en neerlaten.
Een werktuig opheffen
1. Trap het rempedaal in om de machine te stoppen.
2. Trek de werktuighefhendel naar achteren totdat de
vergrendeling vastklikt. Hiermee wordt het werktuig in
de opgeheven positie gehouden.
Een werktuig neerlaten
1. Trap het rempedaal in om de machine te stoppen.
2. Trek de hefhendel naar achteren om de druk van de
werktuiglift weg te nemen en druk op de knop op de
hendel om de vergrendeling los te zetten. Duw de
hefhendel naar voren om het werktuig neer te laten.
2
1
Figuur 21
1. Hefhendel
m–6531
2. Knop
11
Maaihoogte instellen
Met behulp van de achterste steunwielen kunt u de
maaihoogte instellen van 4 tot 11 cm.
1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten.
3. Trek de maaihoogtehendel uit het kwadrant (Fig. 22).
1
5
Figuur 22
1. Maaihoogtehendel
2. Kwadrant
3. Hoog
4. Stel de maaihoogte in op de gewenste stand (Fig. 22).
5. Laat de hendel los zodat deze naar binnen schuift en
vastklemt in het kwadrant (Fig. 22).
3
4
2
m–3474
4. Laag
5. Middelste stand