WAARSCHUWING
!
Ongeval door manipulatie
Gemanipuleerde, gewijzigde en/of door niet
voorziene componenten vervangen ABS-
componenten hebben een nadelige invloed op de
ABS-functie. Dit kan leiden tot een val met ernstig
letsel.
Voer onderhoudswerkzaamheden en reparaties
altijd deskundig uit.
Vervang defecte onderdelen uitsluitend door
originele onderdelen.
VOORZICHTIG
!
Beknellingsgevaar en/of materiële schade
Tussen de ABS-besturingseenheid en het frame
zit ruimte. Bij bv. volledig inveren van het stuur
kunnen lichaamsdelen resp. onderdelen bekneld
raken. Dit kan leiden tot letsel of materiële
schade.
Houd geen lichaamsdelen of onderdelen als
remleidingen en kabels tussen de ABS-
besturingseenheid en het frame.
Let er bij het bevestigen van accessoires aan het
stuur op, dat het stuur vanuit de middenstand
naar beide zijden over ten minste 60° vrij moet
kunnen worden bewogen. Een vrije ruimte van
25 mm kan voorkomen dat vingers bekneld
raken. Zo nodig moeten stuurbegrenzers worden
toegepast.
MY20Z01-16_1.0_12.06.2019
6.12.3.1
Tijdens het rijden
Het controlelampje van het antiblokkeersysteem
moet na het opstarten van het systeem branden
en na het wegrijden bij ca. 5 km/h doven.
Wanneer het ABS-controlelampje na het
opstarten van het elektrische aandrijfsysteem niet
brandt, is de ABS defect en wordt de berijder daar
aanvullend door middel van de getoonde
storingscode op het display op gewezen.
Wanneer het controlelampje na het wegrijden niet
dooft op tijdens het rijden gaat branden, duidt dat
op een storing in het antiblokkeersysteem. Het
antiblokkeersysteem is dan niet meer actief. De
reminstallatie zelf blijft werken, alleen is de
antiblokkeersysteemregeling niet beschikbaar. Bij
een brandend ABS-controlelampje is de ABS-
functie niet actief.
Pas uw rijstijl aan aan de betreffende
omgevingsomstandigheden en uw persoonlijke
rijvaardigheid.
Bedenk, dat het antiblokkeersysteem uw remweg
kan verlengen.
Verminder snelheid op gladde ondergronden.
Rem tijdig en gedoseerd.
Aanwijzing
Het controlelampje van het antiblokkeersysteem
kan gaan branden wanneer onder extreme
rijomstandigheden de toerentallen van het voor-
en achterwiel sterk van elkaar afwijken, bv. bij
rijden op het achterwiel of wanneer het wiel
ongewoon lang zonder contact met de
ondergrond draait (montagestandaard). Daarbij
wordt het antiblokkeersysteem uitgeschakeld.
Om het antiblokkeersysteem weer te activeren,
moet de pedelec worden gestopt en opnieuw
worden opgestart (uit- en weer inschakelen).
Gebruik
82