Opmerking
• In Windows XP wordt mogelijk een bericht weergegeven waarin de gebruiker wordt aanbevolen
de wizard Netwerk instellen (Network Setup Wizard) te gebruiken om de functie voor delen in
te stellen.
Als dit bericht wordt weergegeven, selecteert u de optie dat u de wizard niet wilt gebruiken en stelt
u delen in.
4. Stel delen in
Selecteer Deze printer delen (Share this printer) op het tabblad Delen (Sharing), stel zo nodig de
gedeelde naam in en klik daarna op OK.
5. Als de afdrukserver en de client verschillende architecturen hebben (32 bits of 64 bits),
installeert u een extra stuurprogramma
1. Geef het venster Apparaten en printers (Devices and Printers), Printers of Printers en
faxapparaten (Printers and Faxes) weer.
2. Voer een van de onderstaande stappen uit:
• Als u Windows 8.1, Windows 8, Windows 7, Windows Server 2012 R2, Windows Server 2012
of Windows Server 2008 R2 gebruikt, selecteert u het printerpictogram, klikt u op
Eigenschappen van afdrukserver (Print server properties) en selecteert u het tabblad
Stuurprogramma's (Drivers)
• Als u Windows Vista gebruikt, drukt u op de Alt-toets, selecteert u Als administrator
uitvoeren (Run as administrator) -> Eigenschappen van server... (Server Properties...) in
het menu Bestand (File) dat wordt weergegeven en selecteert u het tabblad
Stuurprogramma's (Drivers)
• Als u Windows XP, Windows Server 2008, Windows Server 2003 R2 of Windows Server 2003
gebruikt, opent u Eigenschappen van server (Server Properties) in het menu Bestand
(File) en selecteert u het tabblad Stuurprogramma's (Drivers)
3. Klik op Toevoegen... (Add...).
4. Klik in het venster Wizard Printerstuurprogramma toevoegen (Add Printer Driver Wizard) op
Volgende (Next).
5. Als de afdrukserver een 32-bits architectuur heeft, selecteert u x64. Als de afdrukserver een 64-
bits architectuur heeft, selecteert u x86. Klik daarna op Volgende (Next).
6. Klik op Onderdelen toevoegen/verwijderen... (Have Disk...).
7. Open in het venster Installeren vanaf schijf (Install From Disk) de map met het gedownloade
printerstuurprogramma, geef het 'inf'-bestand op en klik op OK.
8. Selecteer de printer die u wilt gebruiken en klik op Volgende (Next).
Opmerking
• Als er een foutbericht wordt weergegeven, selecteert u de andere printer.
9. Klik op Voltooien (Finish)
Het instellen van het afdrukserversysteem voltooid. Vervolgens stelt u de clientsystemen in.
6. Open Verkenner op de client en dubbelklik op het pictogram van de printer die u wilt delen
7. Volg de aanwijzingen en installeer het printerstuurprogramma
De installatie van het clientsysteem is voltooid.
Als u de installatie op een andere client uitvoert, volgt u dezelfde stappen 6 en 7.
312