7. Selecteer met de knoppen
vervolgens op de knop OK.
De toegangspuntmodus wordt ingeschakeld en de printer kan als toegangspunt worden gebruikt.
Opmerking
• Als u SSID of Beveiligingprotocol (Security protocol) selecteert met de knoppen
de knop OK drukt, kunt u de huidige toegangspuntnaam (SSID) en de huidige
beveiligingsinstelling controleren.
Afdrukken met de toegangspuntmodus
Druk af met de toegangspuntmodus volgens de onderstaande procedure.
1. Verbind een extern apparaat zoals een computer of smartphone met de printer via een
draadloos LAN.
Selecteer de instellingen voor draadloos LAN op het externe apparaat en wijs vervolgens de
toegangspuntnaam die voor de printer is opgegeven toe als doel.
Opmerking
• Raadpleeg de handleiding van het apparaat voor informatie over het selecteren van instellingen
van het draadloze LAN met een extern apparaat.
• Als een WPA2-PSK (AES)-wachtwoord is ingesteld op de printer, moet u het wachtwoord
opgeven als u een extern apparaat met de printer wilt verbinden via een draadloos LAN. Voer
het wachtwoord in dat is opgegeven voor de printer.
2. Start het afdrukken vanaf een extern apparaat zoals een computer of smartphone.
Opmerking
• Raadpleeg de handleiding van het apparaat of de instructiehandleiding van uw toepassing voor
meer informatie over afdrukken vanaf een extern apparaat zoals een computer of smartphone
via een draadloos LAN.
De toegangspuntmodus beëindigen
In omgevingen waarin de printer meestal via een draadloos LAN is verbonden met een computer,
schakelt u de draadloze LAN-verbinding van de printer in volgens onderstaande procedure nadat u de
printer niet meer tijdelijk gebruikt in de toegangspuntmodus.
1. Druk op de knop Instellingen (Setup).
Het scherm Instellingenmenu (Setup menu) wordt weergegeven.
2. Selecteer met de knop
vervolgens op de knop OK.
Het scherm Apparaatinstellingen (Device settings) wordt weergegeven.
de optie Instelling starten (Start setup) en druk
de optie Apparaatinstellingen (Device settings) en druk
215
en op