Gedetailleerde aanbevelingen voor de installatie van de rookgasuitmongen vindt u in NEN 2757.
De volgende opmerkingen zijn alleen bedoeld als algemene richtlijn.
Opmerking: Er is altijd een adapter nodig bovenop de boiler.
Voor de verticale rookkanaalinstallatie wordt een offsetadapter voor de luchtinlaat geleverd.
a) De rookgasafvoer moet alleen met door Remeha B.V. goedgekeurde onderdelen worden geconstrueerd.
b) Het is belangrijk dat de positie van de doorvoer te allen tijde de vrije doorgang van lucht er doorheen
mogelijk maakt.
c) Het is VAN ESSENTIEEL BELANG ERVOOR TE ZORGEN dat verbrandingsproducten uit de doorvoer
niet opnieuw het gebouw, of een ander aangrenzend gebouw in kunnen komen, via ventilatoren,
ramen, deuren, andere bronnen van natuurlijke luchtinfi ltratie of kunstmatige ventilatie/airconditioning.
d) De minimaal aanvaardbare afstanden tussen de rookgasdoorvoer en obstakels en ventilatieopeningen
worden in de regelgeving gespecifi ceerd.
e) Als de rookgasdoorvoer op een pad of doorgang uitkomt, moet u controleren dat de verbrandingsproducten
geen overlast veroorzaken en dat de doorvoer de doorgang niet belemmert.
De luchttoevoer/rookgasafvoerleidingen monteren
Monteer de met de doorvoerset meegeleverde adapters op de luchttoevoer- enrookgasafvoer-
aansluiting van het toestel. Controleer of er in elk mofeind een afdichting is.
Kort de leidingen altijd in door het normale uiteinde af te snijden en de braam te verwijderen,
zodat de afdichting intact blijft. Verwijder de braam van de binnen- en buitenkant en zorg dat de
leiding schoon is en vrij van olie en vet.
a. Maak de eerste leidingdelen op maat. Duw de leidingen volledig in de adapters op het toestel.
b. Maak de volgende leidingdelen op maat.
c. Maak de leidingophangbeugels klaar voordat u de leidingen met het mofeind van de voorgaan-
de leiding of bocht verbindt.
d. Duw de leidingen in elkaar en let erop dat de afdichtingen juist zitten. Bij het snijden en passen
van leidingen op verlengde systemen moet er ongeveer 5 mm speling zijn aan de onderkant
van elk verbindingsstuk – zie Afb. 8.
e. Herhaal de bovenstaande procedure tot aan de uitmonding. Controleer of de luchttoevoer- en
rookgasafvoerverbindingen juist zijn gemaakt en niet per ongeluk omgewisseld zijn.
f. Bevestig de leidingsteunen aan de muur e.d. zodat de leidingen stevig vastzitten.
g. Controleer of alle verbindingen en passtukken stevig vastzitten en alle afdichtingen correct
aangebracht zijn voordat u het leidingwerk voltooit.
12