Wifi-configuratie en -bediening
6
Wifi-configuratie en -bediening
Met de software proAIS2 kan de wifi-functie worden geconfigureerd voor de specifieke behoeften van de gebruiker.
Verbind de AIS-transponder via de USB-kabel met de computer. Start de software proAIS2 en klik op de knop 'Connect'.
De wifi-zender heeft niet genoeg aan USB-voeding alleen. Voor configuratie van de wifi-instellingen moet de eenheid met ten minste 12
VDC worden gevoed.
Selecteer de pagina 'Wi-Fi' in proAIS2 om de verschillende wifi-parameters te configureren.
Het apparaat wordt geconfigureerd als toegangspunt, wat betekent dat het zijn eigen wifi-netwerk host.
U moet een wifi-netwerknaam (SSID), het IP-adres van het netwerk dat u wilt maken en een wachtwoord van ten minste 8 tekens
opgeven om het netwerk te configureren. Ook moet u het wifi-kanaal opgeven dat u wilt gebruiken (dit is doorgaans 1, 6 of 11). Op deze
manier maakt u een nieuw wifi-netwerk. Na aansluiting op dit netwerk van een geschikt extern apparaat kunt u de AIS-gegevens
bekijken die door de transponder zijn verzonden.
Klik op de knop 'Write Configuration' in proAIS2 om de wifi-functie met deze instellingen in te schakelen.
Wanneer de wifi-functionaliteit is geconfigureerd en de netwerken zijn verbonden, worden er via het netwerk continu NMEA-0183-
gegevens verzonden vanaf de AIS-transponder. Dit betekent dat u door een externe toepassing met het netwerk te verbinden, de AIS-positie
en doelgegevens van de transponder kunt bewaken.
Wanneer de voeding van de transponder opnieuw wordt ingeschakeld, herstelt het wifi-apparaat automatisch de eerder opgegeven
configuratie-instellingen. Het is niet nodig om de instelling opnieuw uit te voeren, tenzij er een wijziging is vereist.
Pagina 28