Temperatuuraanduiding
De temperatuuraanduiding op het be-
dieningspaneel geeft altijd de ge-
wenste temperatuur aan.
De temperatuur is instelbaar van -15 °C
tot en met -32 °C.
De temperatuuraanduiding knippert:
– De temperatuur ligt niet in het moge-
lijke temperatuurbereik, bijv. als het
apparaat net ingeschakeld is.
– Er wordt een andere temperatuur in-
gesteld.
– De temperatuur in het apparaat is een
paar graden gestegen, wat wijst op
een koudeverlies.
Dit koudeverlies is geen probleem wan-
neer dit is ontstaan doordat u:
– de deur van het apparaat een keer
vrij lang geopend houdt, bijv. om een
grote hoeveelheid diepvriesproducten
in het apparaat te leggen of eruit te
halen,
– verse levensmiddelen invriest.
Zodra de temperatuur tot ca. -10 °C is
gedaald, brandt de temperatuuraandui-
ding weer constant.
Is de temperatuur in de diep-
vrieszone vrij lange tijd hoger dan
-18 °C, controleer dan of de diep-
vriesproducten geheel of gedeeltelijk
zijn ontdooid.
Is dat het geval, gebruik deze levens-
middelen dan zo snel mogelijk of
kook of braad ze, alvorens ze op-
nieuw in te vriezen!
De juiste temperatuur
19