VERLICHTINGSBEDIENING
Grootlichtsignalen.
Wisselen tussen groot licht/dimlicht.
BESTUURDERSONDERSTEUNENDE
SYSTEMEN*
Om de bestuurder te helpen om tijdig te
remmen, een veilige afstand tot voorliggers
te houden of een goede positie binnen de
rijstrook aan te houden, is de auto mogelijk
uitgerust met een of meer van de volgende
systemen:
•
Adaptieve cruisecontrol*
•
Afstandscontrole*
•
Botswaarschuwing met automatische
rem*
•
Driver Alert System*
REGENSENSOR* EN RUITENWISSERS
1
REGENSENSOR
1
Indrukken om de regensensor te active-
ren. Ruitenwissers in stand 0 of A.
2
Duimwiel – aantal wisslagen.
3
Ruitenwisser achterklep intervalstand/
normale stand.
2
Verlichting display en instrumenten-
paneel
Mistlampen (vóór)
Mistachterlicht (alleen bestuurders-
zijde)
Automatisch dimlicht. Grootsignalen
geven is mogelijk, maar het normale
groot licht werkt niet.
Stadslichten voor/achterlichten
Dimlicht. Dimlicht dooft bij het afzetten
van de motor. Groot licht te activeren
met de hendel.
Koplamphoogteregeling, dimlicht.
Automatisch bij Bi-Xenon
BLUETOOTH*
1.
Maak de mobiele telefoon identificeer-
baar/zichtbaar
2.
Houd de knop PHONE van het audiosy-
steem ingedrukt
3.
Kies Telefoon toevoegen in het display
van het audiosysteem
4.
Kies de telefoon die u wilt aansluiten
5.
Voer via de toetsen van de mobiele tele-
foon de cijfers in die op het display van
het audiosysteem staan.
Enkele wisslag ruitenwisser.
A
Intervalfunctie. Aan (B) draaien om
B
in te stellen.
3
Normale snelheid
C
Hoge snelheid
D
Ruiten- en koplampsproeiers
E
Ruitensproeier achterklep
F
Displaysymbool bij regensensor
aan.
®
verlichting*.