Productbeschrijving
De niveauregeling werkt als volgt:
Een in de tank (12) gemonteerde drukbuis (13) is via een stuurleiding (16) met de
membraandrukschakelaar in de sturing (2) verbonden. Wanneer het afvalwater stijgt,
wordt de lucht in de Drukbuis (13) samengeperst. Bij een bepaalde druk worden de
pompen (3, 9) in- of uitgeschakeld door de membraandrukschakelaar.
Voor een goede werking van de automatische niveauregeling is de tankontluchting (15)
en de constante stijging van de stuurleiding (16) van doorslaggevend belang.
Wanneer het afvalwater het waterniveau „GL" bereikt, wordt de pomp (3) of (9)
ingeschakeld en wordt het afvalwater via de persleiding (6) en de terugstuwingsbocht
in het riool gepompt. Het afvalwater doorstroomt daarbij de bijbehorende gedeelte van
het broekstuk (7), verdringt de terugslagbal (10) in de vrije terugslagklep (8) en stroomt
door de vrijgekomen klepzitting (11) in de persleiding. Wanneer een pomp niet werkt, zit
de kogel in de klepzitting en sluit hij de persleiding in het broekstuk af. Zo kan de inhoud
van de persleiding niet terugstromen of in de tank terechtkomen. De kogel kan met de
schroeven (4) en (5) gesloten worden (leiding loopt leeg) of vastgezet worden (in het
geheel niet afgesloten).
Wanneer het afvalwaterniveau verder daalt tot het niveau „GL AUS" wordt de vooraf
ingestelde nalooptijd van de pomp geactiveerd en wordt de pomp bij „NLZ AUS" uitge-
schakeld. De beide pompen (3) en (9) werken beurtelings, d.w.z. er vindt een automa-
tische verwisseling van de inschakelvolgorde plaats van pomp (3) en (9) na iedere
nieuwe start.
De tweede pomp (9) wordt bij het uitvallen van de eerste pomp, bij een grotere afvalwa-
tertoevoer of bij het bereiken van het waterniveau „SL" bijkomend ingeschakeld en ze
wordt automatisch weer uitgeschakeld bij „SL AUS". Bij het bereiken van het afvalwater-
niveau „AL" wordt het „hoogwateralarm" geactiveerd.
De inhoud tussen de beide schakelpunten „NLZ AUS + GL" is het nuttige volume van
de tank. De automatische niveauregeling wordt door de fabrikant ingesteld op de
heersende schakelpunten maar moet voor een optimaal bedrijf worden aangepast aan
de specifieke bedrijfsomstandigheden,
Hfdst. 7.2.2 of 7.2.3.
Bedrijf met microcompressor (optioneel):
En microcompressor (1) genereert constant perslucht en stuurt die via een leiding
(17) naar de drukbuis (13). Daarbij sijpelt de perslucht bij de uitlaat uit de drukbuis vrij
in het afvalwater van de tank (12), waardoor een verstopping van de drukbuis wordt
verminderd en de niveauregeling nog veiliger wordt gemaakt. Dankzij dit proces worden
de meetwaardeschommelingen zeer gering gehouden.
25