•
Wees extra voorzichtig en alert als u een gehoorbescherming draagt, omdat u met een
dergelijke uitrusting minder goed in staat bent om waarschuwende geluiden (roepen,
signalen, waarschuwingen e.d.) te horen.
•
Wees uiterst voorzichtig als u op hellend of oneffen terrein werkt.
•
Snoei niet boven schouderhoogte; met een hoge greep van de kettingzaag is het moeilijk
NL
om tangentiële krachten (terugslag) te beheersen en tegen te gaan.
•
Snoei niet als u op een ladder staat, dit is uiterst gevaarlijk.
•
Leg de kettingzaag stil als de ketting een vreemd voorwerp raakt. Inspecteer de kettingzaag
en laat de beschadigde onderdelen herstellen als dat nodig is. Inspecteer de machine ook
als deze per ongeluk gevallen is.
•
Houd de ketting vrij van vuil en zand. Ook een kleine hoeveelheid vuil maakt de ketting in
korte tijd minder scherp en verhoogt de kans op terugslag.
•
Houd de handgrepen altijd droog en schoon.
•
Als u een stam of tak snoeit die gespannen staat, mag u zich niet laten verrassen wanneer
de spanning op het hout plots wegvalt.
•
Wees uiterst voorzichtig als u kleine takken of heesters snoeit die de ketting kunnen
blokkeren of die tegen u aan kunnen worden gelanceerd waardoor u het evenwicht verliest.
9.7.2
Bomen vellen
LET OP
Voor het vellen bomen is ervaring vereist. Probeer geen bomen om te zagen als u
onervaren bent. VERRICHT GEEN WERKZAAMHEDEN WAARVOOR U ZICH NIET
GEKWALIFICEERD ACHT! Onervaren gebruikers wordt geadviseerd om geen bomen
te vellen met een stam met een grotere doorsnede dan de lengte van het zaagblad.
Als u de kettingzaag voor het eerst gebruikt, moet u enkele zaagsneden maken in
een stabiele stam, om vertrouwd te raken met de zaag. Versnel tot het maximum
tijdens het zagen. Duw niet te hard op de motorzaag; het gewicht van alleen de
zaag is voldoende om met een minimale inspanning te zagen.
Benut bij het vellen en doorzagen de harpoen, door het als draaipunt te gebruiken. Bestudeer
de boom en het gebied eromheen goed, alvorens te beginnen met zagen. Maak de werkzone
vrij. Bereid een ruime mogelijkheid voor om achteruit te bewegen voor wanneer de boom om
begint te vallen (Fig. 28). Verwijder eventuele takken onderaan de stam over ongeveer 2 meter.
Maak een zaagsnede haaks op de boom van ongeveer 1/4 de doorsnede van de stam, te
beginnen aan de kant waarnaar de boom moet vallen (1, Fig. 29).
Maak ongeveer 10 cm erboven een tweede zaagsnede die samenkomt met het einde van de
eerste zaagsnede. Zo zaagt u een wig uit die de richting aangeeft waarnaar de boom zal
omvallen (2, Fig. 29).
Maak nu aan de kant tegenover de eerste zaagsnede de werkelijke velsnede, die 4-5 cm hoger
moet zijn dan de eerste (3, Fig. 29).
Laat altijd een scharnier (A, Fig. 31 - Fig. 30) waarmee de valrichting kan worden gecontroleerd.
Steek een wig in de valsnede voordat de boom begint te bewegen, om te voorkomen dat het
zaagblad van de kettingzaag geblokkeerd kan raken.
Als de doorsnede van de stam groter is dan de lengte van het zaagblad, moeten de fasen van
de velsnede worden uitgevoerd in de volgorde die wordt aangegeven in Fig. 30.
30