Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Verberg thumbnails Zie ook voor VLT AQUA Drive FC 202:
Inhoudsopgave

Advertenties

Inbedrijfstelling
Zie Tabel 5.7 voor toepassingsspecifieke aanbevelingen.
Toepassing
Instellingen
Toepassingen met lage
Handhaaf de berekende waarden.
massatraagheid
Toepassingen met hoge
Parameter 1-66 Min. Current at Low
massatraagheid
Speed.
Verhoog de stroom tot een waarde
tussen de standaardwaarde en de
maximumwaarde, afhankelijk van de
toepassing.
Stel de relevante aan- en uitloop-
tijden voor de toepassing in. Een te
snelle aanloop veroorzaakt
overstroom of overkoppel. Een te
snelle uitloop veroorzaakt een
uitschakeling (trip) wegens
overspanning.
Hoge belasting bij laag
Parameter 1-66 Min. Current at Low
toerental
Speed.
Verhoog de stroom tot een waarde
tussen de standaardwaarde en de
maximumwaarde, afhankelijk van de
toepassing.
Toepassingen zonder
Wijzig parameter 1-18 Min. Current at
belasting
No Load voor een soepelere
motorwerking, door koppelrimpels
en trillingen te beperken.
Alleen flux sensorvrij
Pas parameter 1-53 Model Shift
Frequency aan.
Voorbeeld 1: als de motor oscilleert
bij 5 Hz en dynamische prestaties
zijn vereist bij 15 Hz, stelt u
parameter 1-53 Model Shift Frequency
in op 10 Hz.
Voorbeeld 2: als de toepassing werkt
met dynamische belastingverande-
ringen bij lage toerentallen, moet u
parameter 1-53 Model Shift Frequency
verlagen. Observeer het gedrag van
de motor om er zeker van te zijn
dat de modelverschuivingsfrequentie
niet te veel wordt verlaagd.
Symptomen van ongewenste
modelverschuivingsfrequentie zijn
oscillaties of uitschakeling (trip) van
de frequentieomvormer.
Tabel 5.7 Aanbevelingen voor diverse fluxtoepassingen
MG20MC10
Bedieningshandleiding

5.4.4 Setup PM-motor in VVC+

LET OP
Gebruik een permanentmagneetmotor (PM-motor) alleen
in combinatie met ventilatoren en pompen.
Stappen voor eerste programmering
1.
2.
De motorgegevens programmeren
Nadat u in Parameter 1-10 Motor Construction een PM-
motor hebt geselecteerd, zijn de PM-motorgerelateerde
parameters in parametergroep 1-2* Motordata, 1-3* Geav.
Motordata en 1-4* actief.
De benodigde gegevens zijn te vinden op het motortype-
plaatje en in het motordatablad.
Programmeer de volgende parameters in de aangegeven
volgorde:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Danfoss A/S © 01/2015 Alle rechten voorbehouden.
Activeer het gebruik van een PM-motor door
Parameter 1-10 Motor Construction in te stellen op
[1] PM, niet-uitspr. SPM.
Stel parameter 0-02 Motor Speed Unit in op [0]
TPM
Parameter 1-24 Motor Current
Parameter 1-26 Motor Cont. Rated Torque
Parameter 1-25 Motor Nominal Speed
Parameter 1-39 Motor Poles
Parameter 1-30 Stator Resistance (Rs)
Voer de weerstand van de statorwikkeling in voor
fase naar common (R
). Wanneer enkel fase-naar-
s
fasegegevens beschikbaar zijn, moet u de waarde
delen door 2 om de waarde voor fase-common
(sterpunt) te verkrijgen.
Parameter 1-37 d-axis Inductance (Ld)
Voer de directe asinductantie van de PM-motor in
voor fase naar common.
Wanneer enkel fase-naar-fasegegevens
beschikbaar zijn, moet u de waarde delen door 2
om de waarde voor fase-common (sterpunt) te
verkrijgen.
Parameter 1-40 Back EMF at 1000 RPM
Voer de tegen-EMK (fase-fase, rms-waarde) in van
de PM-motor bij een mechanisch toerental van
1000 tpm. Tegen-EMK is de spanning die door
een PM-motor wordt gegenereerd wanneer er
geen omvormer is aangesloten en de as extern
wordt gedraaid. De tegen-EMK wordt in specifi-
caties meestal vermeld voor het nominale
motortoerental of voor een motortoerental van
1000 tpm, gemeten tussen 2 fasen. Als de waarde
voor een motortoerental van 1000 tpm niet
beschikbaar is, kunt u de juiste waarde als volgt
berekenen: Stel, de tegen-EMK is 320 V bij 1800
5
5
29

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave