Elektrische installatie
01, 02, 03
5-40 [0]
[9] Alarm
04, 05, 06
5-40 [1]
[5] Actief
Tabel 4.2 Beschrijving klemmen
Extra klemmen:
•
2 C-form relaisuitgangen. De locatie van de
uitgangen hangt af van de configuratie van de
frequentieomvormer.
•
Klemmen op de ingebouwde optionele
apparatuur. Zie de handleiding die bij de appara-
tuuroptie wordt geleverd.
4.8.2 Bedrading naar stuurklemmen
Stuurklemconnectoren kunnen uit de frequentieomvormer
worden getrokken. Dit maakt het installeren eenvoudig,
zoals te zien is in Afbeelding 4.9.
LET OP
Houd stuurkabels zo kort mogelijk en gescheiden van
hoogvermogenkabels om interferentie te minimaliseren.
1.
Open het contact door een kleine schroeven-
draaier in de sleuf boven het contact te steken en
de schroevendraaier iets omhoog te drukken.
12 13 18 19 27 29 32 33
Afbeelding 4.9 Stuurkabels aansluiten
2.
Steek de gestripte stuurkabel in het contact.
3.
Verwijder de schroevendraaier om de stuurkabel
vast te zetten in het contact.
4.
Verzeker u ervan dat de kabel stevig in het
contact is geklemd. Loszittende stuurkabels
kunnen storingen in de apparatuur of een
suboptimale werking tot gevolg hebben.
Zie hoofdstuk 8.5 Kabelspecificaties voor de draaddiktes
voor stuurklemmen en hoofdstuk 6 Voorbeelden toepas-
singssetup voor typische stuurbedradingsaansluitingen.
MG20MC10
Bedieningshandleiding
4.8.3 Motorwerking mogelijk maken (klem
C-form relaisuitgang.
Voor AC- en DC-
spanning en resistieve
of inductieve
Er is een jumperkabel vereist tussen klem 12 (of 13) en
belastingen.
klem 27 om de frequentieomvormer te laten werken op
basis van de in de fabriek ingestelde programmeer-
waarden.
4.8.4 Selectie spannings-/stroomingang
De analoge ingangsklemmen 53 en 54 kunnen worden
ingesteld als ingangssignalen voor spanning (0-10 V) of
stroom (0/4-20 mA).
Standaard parameterinstelling:
LET OP
Onderbreek de voeding naar de frequentieomvormer
voordat u een schakelaar omzet.
Danfoss A/S © 01/2015 Alle rechten voorbehouden.
27)
•
Digitale ingangsklem 27 is ontworpen om een
extern vergrendelingssignaal van 24 V DC te
ontvangen.
•
Wanneer geen vergrendelingsapparaat wordt
gebruikt, moet u een jumper aansluiten tussen
stuurklem 12 (aanbevolen) of 13 en klem 27. De
jumper zorgt voor een intern 24V-signaal op klem
27.
•
Wanneer de statusregel onder aan het LCP de
tekst AUTO EXTERN VRIJLOOP weergeeft, betekent
dit dat de eenheid bedrijfsklaar is, maar dat er
een ingangssignaal op klem 27 ontbreekt.
•
Wanneer in de fabriek geïnstalleerde optionele
apparatuur via bedrading is aangesloten op klem
27, mag u deze bedrading niet verwijderen.
(schakelaars)
•
Klem 53: snelheidsreferentiesignaal in een
regeling zonder terugkoppeling (zie
parameter 16-61 Terminal 53 Switch Setting).
•
Klem 54: terugkoppelingssignaal in een regeling
met terugkoppeling (zie parameter 16-63 Terminal
54 Switch Setting).
1.
Verwijder het LCP (lokale bedieningspaneel) (zie
Afbeelding 4.10).
2.
Verwijder alle optionele apparatuur die de
schakelaars afdekt.
3.
Stel de schakelaars A53 en A54 in voor het
gewenste signaaltype. U = spanning, I = stroom.
4
4
21