Inbedrijfstelling
Het herstellen van de standaard parameterinstellingen is
mogelijk door de frequentieomvormer te initialiseren. De
initialisatie kan via parameter 14-22 Operation Mode
(aanbevolen) of handmatig worden uitgevoerd.
•
Bij initialisatie via parameter 14-22 Operation Mode
worden omvormergegevens zoals bedrijfsuren,
instellingen voor seriële communicatie, instel-
lingen voor het persoonlijk menu, foutlog,
alarmlog en andere bewakingsfuncties niet
gewijzigd.
•
Bij handmatige initialisatie worden alle motor-,
programmeer-, lokalisatie- en bewakingsgegevens
gewist en worden de fabrieksinstellingen hersteld.
Aanbevolen initialisatieprocedure, via
parameter 14-22 Operation Mode
1.
Druk twee keer op [Main Menu] om toegang te
krijgen tot de parameters.
2.
Ga naar parameter 14-22 Operation Mode en druk
op [OK].
3.
Ga naar [2] Initialisatie en druk op [OK].
4.
Schakel de spanning naar de eenheid af en wacht
tot het display is uitgeschakeld.
5.
Schakel de spanning naar de eenheid in.
Tijdens het opstarten worden de standaard parameterin-
stellingen hersteld. Hierdoor kan het opstarten iets langer
duren dan normaal.
6.
Alarm 80 wordt weergegeven.
7.
Druk op [Reset] om terug te keren naar de
normale bedieningsmodus.
Procedure voor handmatige initialisatie
1.
Schakel de spanning naar de eenheid af en wacht
tot het display is uitgeschakeld.
2.
Houd [Status], [Main Menu] en [OK] gelijktijdig
ingedrukt terwijl u de spanning naar de eenheid
inschakelt (ongeveer 5 s of totdat u een
klikgeluid hoort en de ventilator start).
Tijdens het opstarten worden de fabrieksinstellingen
hersteld. Hierdoor kan het opstarten iets langer duren dan
normaal.
Bij een handmatige initialisatie worden de volgende
gegevens van de frequentieomvormer niet gereset:
•
Parameter 15-00 Operating hours
•
Parameter 15-03 Power Up's
•
Parameter 15-04 Over Temp's
•
Parameter 15-05 Over Volt's
MG20MC10
Bedieningshandleiding
5.4 Basisprogrammering
5.4.1 Inbedrijfstelling met SmartStart
De SmartStart-wizard maakt snelle configuratie van
elementaire motor- en toepassingsparameters mogelijk.
•
•
•
LET OP
Bij de SmartStart-setup hebt u de motorgegevens nodig.
De benodigde gegevens zijn gewoonlijk te vinden op het
motortypeplaatje.
SmartStart configureert de frequentieomvormer in 3 fasen
die elk uit meerdere stappen bestaan. Zie Tabel 5.6.
1
Basisprogrammering
2
Toepassingssectie
3
Water- en pompfuncties
Tabel 5.6 SmartStart, setup in 3 fasen
5.4.2 Inbedrijfstelling via [Main Menu]
De aanbevolen parameterinstellingen zijn bedoeld voor
opstart- en controledoeleinden. De toepassingsinstellingen
kunnen variëren.
De gegevens moeten worden ingevoerd terwijl de
spanning is INGESCHAKELD, maar voordat de frequentie-
omvormer in bedrijf wordt gesteld.
1.
2.
Danfoss A/S © 01/2015 Alle rechten voorbehouden.
SmartStart start automatisch bij de eerste inscha-
keling of na een initialisatie van de
frequentieomvormer.
Volg de instructies op het scherm op om de
inbedrijfstelling van de frequentieomvormer te
voltooien. SmartStart kan altijd opnieuw worden
gestart via [Quick Menu], Q4 SmartStart.
Zie hoofdstuk 5.4.2 Inbedrijfstelling via [Main Menu]
of de Programmeerhandleiding om de inbedrijf-
stelling zonder de SmartStart-wizard uit te
voeren.
Fase
Programmeren, bijvoorbeeld
motorgegevens
Selecteer en programmeer
de juiste toepassing:
•
één pomp/motor,
•
motorwisseling,
•
basiscascaderegeling,
•
master-volger.
Naar specifieke water-/
pompparameters gaan.
Druk op [Main Menu] op het LCP.
Gebruik de navigatietoetsen om naar parame-
tergroep 0-** Bediening/display te gaan en druk
op [OK].
5
Opmerking
27
5