Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Vega VEGAPULS 69 Handleiding pagina 17

Verberg thumbnails Zie ook voor VEGAPULS 69:
Inhoudsopgave

Advertenties

Diagnose - echocurvege-
heugen
Overige instellingen -
stoorsignaalonderdruk-
king
VEGAPULS 69 • Foundation Fieldbus
5 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
Wanneer deze waarden niet bekend zijn, kan ook met de afstanden
bijvoorbeeld van 10% en 90% worden ingeregeld. Uitgangspunt voor
deze afstandsinstellingen is altijd het referentievlak, d.w.z. het afdicht-
vlak van het schroefdraad of de flens. Specificaties over het referen-
tievlak vindt u in hoofdstuk "Technische gegevens". Aan de hand van
deze instellingen wordt dan de eigenlijke vulhoogte berekend.
Het actuele niveau speelt bij deze inregeling geen rol, de min.-/
max.-inregeling wordt altijd zonder verandering van het productniveau
uitgevoerd. Daarom kunnen deze instellingen al vooraf worden inge-
voerd, zonder dat het instrument hoeft te zijn ingebouwd.
De functie "Inbedrijfname" maakt het mogelijk, de echocurve op het
tijdstip van de inbedrijfname op te slaan.
Informatie:
Over het algemeen verdient dit aanbeveling, en voor het gebruik
van de asset-management-functionaliteit is het zelfs absoluut nodig.
Opslaan zo mogelijk bij laag niveau.
Met de functie "Echocurvegeheugen" is het mogelijk, tot maxi-
maal tien willekeurige echocurven op te slaan, om bijvoorbeeld het
meetgedrag van de sensor onder bepaalde bedrijfstoestanden te
registreren.
Met de bedieningssoftware PACTware en de PC kunnen de opge-
slagen echocurven met hoge resolutie worden weergegeven en
worden gebruikt, om signaalveranderingen over de bedrijfstijd vast te
stellen. Bovendien kan de echocurve van de inbedrijfname ook in het
echocurvevenster worden weergegeven en worden vergeleken met
de actuele echocurve.
De volgende omstandigheden veroorzaken stoorreflecties en kunnen
de meting beïnvloeden:
Hoge sokken
Ingebouwde delen in de tank, zoals versterkingen
Roerwerken
Aanhechtingen of lasnaden aan tankwanden
Opmerking:
Een stoorsignaalonderdrukking registreert, markeert en bewaart deze
stoorsignalen, zodat deze voor de niveaumeting worden genegeerd.
Dit moet bij een zo laag mogelijk niveau worden uitgevoerd, zodat
eventueel aanwezige storende reflecties kunnen worden geregi-
streerd.
Ga als volgt tewerk:
1. Met [->] het menupunt "Stoorsignaalonderdrukking" kiezen en
met [OK] bevestigen.
17

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave