Figuur 40
1. Markeringsstrook
2. Ongeveer 12,7 cm
Oefenperiode
Voordat u met de machine gazons gaat maaien, is het
raadzaam dat u zich op een vrij terrein oefent in het
starten en stoppen, omhoog en omlaag brengen van de
maaidekken, draaien, enz. In deze oefenperiode kunt u
zich vertrouwd maken met de bediening en de werking
van de machine.
Vóór het maaien
Controleer of er vuil op het gazon ligt, verwijder de
vlag van de cup, en bepaal in welke richting u het
beste kunt maaien. Ga hierbij uit van de voorgaande
maairichting. Maai altijd in een andere maaipatroon dan
het vorige, zodat de grassprieten minder snel plat gaan
liggen en daardoor moeilijker tussen de messen van de
messenkooi en de snijplaat kunnen komen.
Maaien
1. Rij naar de green met de schakelhendel in de
Maaistand en de gashendel op vol gas. Begin aan
een kant van de green zodat u kunt maaien in banen.
Dit beperkt de compactie tot een minimum en zorgt
voor een verzorgd en aantrekkelijk maaipatroon
op de greens.
2. Beweeg de bedieningshendel van de hefinrichting
naar voren als de voorste rand van de grasmanden
over de buitenrand van de green komt. Hiermee
3. Maai het gras aan de
rechterkant
4. Blijf u richten op een
punt op 1,8-3 m vóór de
machine.
laat u de maaidekken neer op de grasmat en start u
de messenkooien.
Belangrijk: U moet eraan wennen dat maaidek
1 een vertraging heeft, en daarom moet u zich
oefenen de timing te verkrijgen die nodig is
om het maaien van overgebleven gras tot het
minimum te beperken.
3. Zorg ervoor dat een nieuwe maaibaan de vorige
maaibaan zo weinig mogelijk overlapt. Om ervoor
te zorgen dat het u gazon in een rechte lijn maait
en de machine op een gelijke afstand van de rand
van de vorige maaibaan blijft, moet u uitgaan van
een denkbeeldige zichtlijn, ongeveer 1,8 tot 3 m
vóór machine tot de rand van het ongemaaide deel
van de green Figuur 40 en Figuur 41). Sommige
bestuurders vinden het handig de buitenrand van
het stuurwiel deel te laten uitmaken van de zichtlijn;
d.w.z. de rand van het stuurwiel in een rechte lijn
te houden ten opzichte van een punt dat altijd op
dezelfde afstand van de voorkant van de machine
blijft (Figuur 40 en Figuur 41).
4. Als de voorkant van de manden over de rand
van het gazon komen, moet u de hef/maaihendel
naar achteren bewegen. Hiermee brengt u
de messenkooien tot stilstand en brengt u de
maaidekken omhoog. De timing van deze procedure
is belangrijk om te voorkomen dat de maaidekken
het aangrenzende terrein maaien. Het is echter
raadzaam een zo groot mogelijk deel van de green te
maaien om de hoeveelheid gras langs de buitenrand
dat nog moet worden gemaakt, tot het minimum
te beperken.
5. U kunt de werktijd bekorten en de machine
eenvoudig voor de volgende maaibaan
opstellen door de machine een ogenblik in de
tegenovergestelde richting te draaien en daarna in de
richting van het ongemaaide deel; d.w.z. als u naar
rechts wilt draaien, draait u eerst iets naar links en
dan naar rechts. Op deze manier kunt u de machine
sneller richten voor de volgende maaibaan. Volg
dezelfde procedure als u in de andere richting draait.
Het is verstandig een draaiing zo kort mogelijk
maken. Maak echter bij warm weer een ruimere
boog om het gras zo min mogelijk te beschadigen.
32