Elektrische aansluiting
6.3 Voorbereiding
6.3.2
Klemaanduiding
Bij de klemaanduidingen volgens IEC / EN 60034‑8 gelden voor draaistroommachines de
volgende definities:
Tabel 6-1
1
x
6.3.3
Kabel selecteren
Houd bij de keuze van de aansluitleidingen rekening met de volgende criteria:
● Nominale stroomsterkte
● Nominale spanning
● Een eventuele servicefactor
● Installatiegebonden voorwaarden, zoals de omgevingstemperatuur, het installatietype,
● Projecteringsaanwijzingen
● Vereisten volgens IEC/EN 60204‑1
● Afmetingen voor gebundelde installatie, bijv. volgens DIN VDE 0298 Deel 4 of
6.3.4
Aardingsleider aansluiten
De doorsnede van de aardingskabel van de machine moet overeenkomen met de
opstellingsbepalingen, bijv. volgens IEC / EN 60204‑1.
Tabel 6-2
66
klemaanduidingen aan bijvoorbeeld 1U1-1
U
1
-
1 Benaming
Kencijfer voor pooltoewijzing bij machines met omschakelbare polen, voor zover
van toepassing. Een lager cijfer komt overeen met een lager toerental. Een speci‐
aal geval voor onderverdeelde wikkeling.
x
Fasenbenaming U, V, W
x
Kencijfer voor schroefdraadbegin (1) of schroefdraadeinde (2) resp. bij meer dan
een aansluiting per schroefdraad
x Bijkomend kengetal indien bij meerdere klemmen met verder een gelijke benaming
een aansluiting van parallelle nettoevoerleidingen verplicht is
kabeldiameter bepaald door de benodigde kabellengte, enzovoort.
IEC 60364-5-52
Bepaling van de doorsnede van de aardgeleider
Doorsnede buitengeleider S [mm²]
S > 35
Doorsnede van de aardgeleider [mm²]
S/2
SIMOTICS TN Series N-compact 1LH8
Bedieningshandleiding 06/2017