7
Condensaataansluiting
en gewaarborgde afvoer
100
4
5
6
9
10
12
11
Afb. 44: Condensafvoer, infiltratie van condens en
strokenfundering (doorsnede)
1:
Buitenunit
2:
Richel
3:
Condensopvangbak
4:
Vloerconsole
5:
Gewapende strokenfundering
HxBxD = 300 x 200 x 800 mm
6:
Grindlaag voor infiltratie
7:
Condensafvoer-verwarming
8:
Aansluiting op het riool
9:
Beschermbuis voor koudemiddelleidingen en
elektrische verbindingsleiding (temperatuurbe-
stendig tot minimaal 60°C)
10: Vorstgrens
11: Drainagebuis
12: Aarde
1
2
3
5
7
8
10
12
B
E
5
1
A
D
C
Afb. 45: Afmetingen van strokenfundering (boven-
aanzicht)
De aanduidingen 1, 3, 5, 8, 9 en 11 staan in de
legenda van de Afb. 44
afmetingen van strokenfundering (in mm)
Maat
RVT 263 DC-523
DC
A
800
B
200
C
530
D
290
E
330
Condensaataansluiting
Door de dauwpuntonderschrijding bij de lamellen-
condensor, ontstaat er tijdens verwarmingsbedrijf
condens.
Onder het apparaat moet een condensopvangbak
worden gemonteerd die het condenswater kan
afvoeren.
n
De in het gebouw gemonteerde condensleiding
moet gelegd worden met een verval van mini-
maal 2 %. Monteer eventueel dampdiffusie-
dichte isolatie.
n
Bij gebruik van het apparaat bij een buitentem-
peratuur van minder dan 4 °C, moet worden
gezorgd voor een vorstvrije plaatsing van de
condensafvoer. Daarnaast moeten de onder-
zijde van de bekleding van de behuizing en de
condensopvangbak vorstvrij worden gehouden,
om een doorlopende afvoer van condens te
waarborgen. Monteer eventueel een lintverwar-
ming langs de leiding.
n
Na het leggen controleren op een vrije afvoer
van het condens en zorgen voor een perma-
nente lekdichtheid.
B
5
9
8
1
3
11
RVT 683 DC
800
200
590
333
390
37