Witbalans
● De aangepaste witbalans instellen
De instellingen voor de witbalans kunnen enigszins variëren, afhankelijk van de opname-
omgeving. U kunt de meest geschikte instelling voor de witbalans selecteren voor een
bepaalde opname-omgeving door de aangepaste witbalans in te stellen.
1. Selecteer het menu AANGEPAST (
witbalans.
U kunt kiezen uit AANGEPAST 1 of AANGEPAST 2
voor de witbalans.
2. Plaats een vel wit papier voor de camera zodat het
LCD-scherm helemaal wit is en druk vervolgens de
sluiterknop in. De flitser kan afgaan, afhankelijk van de
opnameomstandigheden.
3. De ingestelde waarde wordt opgeslagen.
- De waarde voor de aangepaste witbalans wordt
toegepast vanaf de volgende opname die u maakt.
- De door de gebruiker geconfigureerde witbalans blijft
actief totdat deze wordt overschreven.
● De kleurtemperatuur instellen
De kleurtemperatuur is een vereenvoudigde manier om de
lichtbron te karakteriseren. Een lagere kleurtemperatuur
geeft een warmer licht (meer rood) aan, terwijl een hogere
kleurtemperatuur een kouder licht (meer blauw) aangeeft.
1. Selecteer de gewenste kleurtemperatuur (K) door aan
de draaiknop aan de achterzijde (JOG2) te draaien.
2. Selecteer de gewenste kleurtemperatuur (K) door aan
de draaiknop aan de voorzijde (JOG1) te draaien.
- Ongeveer 3000 K : Gloeilamp
- Ongeveer 4000 K : Buitenopnames 's ochtends of 's
- Ongeveer 5000 K : Opnames bij zonnig daglicht
- Ongeveer 6000 K : Elektronische fotoflitser
- Ongeveer 10000 K : Blauwe lucht
3. Druk op de WB-knop om de instelling uit te voeren.
- Nadat de WB-knop is ingedrukt, wordt het pictogram
voor de kleurtemperatuur weergegeven.
- De door de gebruiker geconfigureerde witbalans blijft
actief totdat deze wordt overschreven.
[54]
) voor de
avonds
Measure : SHUTTER
Wit papier
[ Pictogram voor kleurtemperatuur ]
[ Een kleurtemperatuur selecteren ]