De resultaten worden gewist zodra het apparaat wordt uitgeschakeld.
none = 1/2I test
I = 1xI test
IIIII = 5 I test
Het voorbeeld toont 5I bij 0º
14
SPANNINGSMETINGEN
Mogelijke oorzaken van fouten
Metingresultaten kunnen worden beïnvloed door het volgende:
1. Belangrijke bedrijfsfouten kunnen optreden indien belastingen, in het
bijzonder roterende machines en capacitieve eenheden, aangesloten
blijven tijdens het testen.
2 Een slechte verbinding met het geteste circuit.
OPMERKING: de gemeten spanning mag niet groter zijn dan 300 V
tussen fase en aardleider.
Om de spanning van de elektrische voeding te meten:
1. Zet de bereikschakelaar op [V].
2. Verbind de GROENE of (L0) draad met de aardaansluiting (PE) en de
RODE of (L1) draad met de te meten fase. (of sluit de teststekker aan
op een geschikt stopcontact).
3. Het apparaat geeft de spanning aan tussen fase en de aarde.
Aanraakspanning
Bij alle Megger RCDT300 testers wordt de aanraakspanning berekend bij
de start van de meting aan de differentieelschakelaar, om er zeker van
te zijn dat ze beneden de grens van 25 V of 50 V blijft, naargelang de
toepassing.
Op de apparaten van de reeks RCDT300 kan de aanraakspanningsgrens
worden omgeschakeld tussen 50 V en 25 V, naargelang de toepassing.
Indien de berekening van de aanraakspanning leidt tot een hogere
aanraakspanning dan de toegelaten, zal de differentieelschakelaar-tester
de test onderbreken, en op die manier voorkomen dat er een onveilige
spanning op de aardleider voorkomt tijdens de test, zo die zou zijn
doorgegaan.