7.1.5
Pomp-kick (cyclische testloop)
7.1.6
Nullasttest
7.1.7
Minimum- en maximumdrukbewa-
king
Inbouw- en bedieningsvoorschriften • Wilo-Control EC/ECe-Booster • Ed.02/2023-08
Noodbedrijf
Om in geval van storingen de watervoorziening veilig te stellen, kan een noodbedrijf wor-
den ingesteld:
•
Menu 5.45
•
Aantal actieve pompen
•
LET OP! Control ECe-Booster: Gedurende het noodbedrijf worden de pompen onge-
regeld gebruikt!
Ter voorkoming van langere stilstandtijden van de vrijgegeven pompen is er af fabriek een
cyclische testloop (pomp-kick-functie) ingebouwd. LET OP! Functie deactiveren: Menu
5.40!
Neem voor de werking van de functie de volgende menupunten in acht:
•
Menu 5.41: Pomp-kick bij "Extern OFF" toegestaan
Als de pompen via "Extern OFF" uitgeschakeld worden, testloop starten?
•
Menu 5.42: Pomp-kick-interval
Tijdsinterval waarna een testloop uitgevoerd wordt. LET OP! Wanneer alle pompen zijn
uitgeschakeld, gaat het tijdsinterval in!
•
Menu 5.43: Pomp-kick-looptijd
Looptijd van de pompen tijdens de testloop
LET OP! Functie alleen beschikbaar bij de schakelkast Wilo-Control ECe-B!
Wanneer alleen de basislastpomp in het laagste frequentiebereik en bij constante druk
wordt gebruikt, wordt cyclisch een nullasttest uitgevoerd. Hiervoor wordt de gewenste
drukwaarde kortstondig verhoogd en vervolgens weer teruggezet naar de ingestelde waar-
de. Wanneer de systeemdruk na het terugzetten van de gewenste drukwaarde niet daalt, is
er sprake van nullast. De basislastpomp wordt na afloop van de nalooptijd uitgeschakeld.
De parameters voor de nullasttest zijn vooraf ingesteld en kunnen niet worden aangepast.
De nullasttest is af fabriek ingeschakeld. LET OP! Functie deactiveren: Menu 5.61!
Maximumdrukbewaking
De overdrukbewaking is altijd actief, d.w.z. de druk in de installatie wordt permanent be-
waakt. In de volgende gevallen wordt een alarm geactiveerd:
•
De installatiedruk stijgt tot boven de drempelwaarde van de overdrukdetectie (menu
5.17, fabrieksinstelling: 10 bar).
•
De vertragingstijd voor de over- en onderdrukdetectie is verstreken (menu 5.74, fa-
brieksinstelling: 5 s).
Wanneer door de maximumdrukbewaking een alarm wordt geactiveerd, worden alle pom-
pen uitgeschakeld. De foutcode wordt op de LC-display weergegeven en de rode led
brandt. De uitgang voor de verzamelstoringsmelding (SSM) wordt geactiveerd.
Wanneer de druk tot onder de drempelwaarde van de overdrukdetectie daalt, wordt het
alarm na een korte vertraging automatisch teruggezet.
Minimumdrukbewaking
De minimumdrukbewaking is af fabriek gedeactiveerd (menu 5.18, fabrieksinstelling: 0 bar).
Zodra een pomp draait, is de minimumdrukbewaking actief. LET OP! Om de minimumdruk-
bewaking te deactiveren, moet de waarde in menu 5.18 op "0 bar" worden ingesteld.
In de volgende gevallen wordt een alarm geactiveerd:
•
De installatiedruk daalt tot onder de drempelwaarde van de onderdrukdetectie (menu
5.18, fabrieksinstelling: 0 bar).
•
De vertragingstijd voor de over- en onderdrukdetectie is verstreken (menu 5.74, fa-
brieksinstelling: 5 s).
Bij de onderdrukbewaking kan de reactie van de installatie worden ingesteld (menu 5.73):
•
De installatie werkt normaal verder (fabrieksinstelling). De foutcode wordt op de LC-dis-
play weergegeven. Het alarm wordt bij overschrijding van de drukdrempel automatisch
met een korte vertraging bevestigd.
•
De installatie activeert een alarm en alle pompen worden uitgeschakeld. De foutcode
wordt op de LC-display weergegeven en de rode led brandt. De uitgang voor de verza-
melstoringsmelding (SSM) wordt geactiveerd. Het alarm moet handmatig worden beves-
tigd.
nl
27