Figuur 11
1. Gashendel
Opmerking: Als u een warme motor start, zet u
de gashendel op Snel (haas).
6. Zet de gashendel op Langzaam (schildpad)
(Figuur 11).
7. Draai het contactsleuteltje naar rechts en houd het
sleuteltje op Start (Figuur 12).
Opmerking: Laat het sleuteltje los zodra de
motor aanslaat.
Figuur 12
1. Contactsleuteltje
2. START
Belangrijk: Als de motor na 15 seconden
continu starten niet aanslaat, moet u het
contactsleuteltje op UIT draaien en de
startmotor twee minuten laten afkoelen; zie
Storingen, Oorzaak en Remedie .
8. Zodra de motor start, zet u de gashendel langzaam
op Snel (haas).
1
G015676
4
3
2
1
G012447
3. AAN
4. Uit
Motor afzetten
1. Beweeg de gashendel naar Langzaam (schildpad)
(Figuur 11).
Opmerking: Als de motor terugslaat, zet dan de
gashendel op Snel (haas) voordat u de motor afzet.
2. Draai het contactsleuteltje op Uit (Figuur 12).
Opmerking: Als de motor zwaar belast is geweest
of heet is, moet u deze nog een minuut laten
draaien voordat u het contactsleuteltje op Uit draait.
Hierdoor kan de motor afkoelen voordat u de
motor afzet. In een noodgeval kunt u de motor
afzetten door het contactsleuteltje op Uit te draaien.
Het veiligheidssysteem
gebruiken
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
VOORZICHTIG
Niet-aangesloten of beschadigde
interlockschakelaars kunnen onverwachte
gevolgen hebben op de werking van de machine.
Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken.
• Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
• Controleer elke dag de werking van de
interlockschakelaars en vervang beschadigde
schakelaars voordat u de machine weer in
gebruik neemt.
• Vervang schakelaars om de twee jaar ongeacht
of ze wel of niet naar behoren functioneren.
Werking van het veiligheidssysteem
Het veiligheidssysteem is bedoeld om starten van de
motor alleen mogelijk te maken wanneer:
• De bestuurder op de stoel zit.
• Het rempedaal is ingetrapt.
• De aftakasknop is uitgeschakeld.
• Het tractiepedaal in de neutraalstand staat.
Het veiligheidssysteem zorgt ervoor dat de motor
wordt gestopt als u de bestuurdersstoel verlaat terwijl
het tractiepedaal niet in de neutraalstand staat, de
parkeerrem niet in werking is gesteld of de aftakas is
ingeschakeld.
Het veiligheidssysteem zorgt ervoor dat de maaimachine
wordt gestopt, wanneer:
• U de machine in de achteruitstand zet terwijl de
maaimessen zijn ingeschakeld.
• U de grasvanger verwijdert of leegstort.
12