1. Instelknoppen
2. Schuif de stoel naar de gewenste stand en draai de
knoppen weer vast.
Bediening van de aftakas
Met de mes-knop schakelt u de aandrijving naar de
maaimessen in of uit.
De maaimessen inschakelen
1. Trap het rempedaal in om de machine te stoppen.
2. Trek de maaimes-knop uit in de ingeschakelde
positie (Figuur 5).
De maaimessen uitschakelen
1. Trap het rempedaal in om de machine te stoppen.
2. Druk de maaimesknop in om uit te schakelen
(Figuur 5).
De maaihoogte instellen
Met de maaihoogtehendel stelt u het maaidek in op de
gewenste maaihoogte. De maaihoogte kan in zeven
standen worden gezet, van ongeveer 30 tot 80 mm.
Belangrijk: U moet de maaihoogtehendel in de
hoogste stand zetten (7) als u de machine van het
gras rijdt, om beschadiging van de maaimessen
te voorkomen.
1. Druk op de knop op de maaihoogtehendel en houd
de knop ingedrukt (Figuur 9).
Figuur 8
1
1. Maaihoogtehendel
2. Zet de maaihoogtehendel in de gewenste stand.
3. Laat de knop los.
Motor starten
1. Open de brandstofafsluitklep deze bevindt zich
tussen de brandstoftank en de motor (Figuur 10).
1. Brandstofafsluitklep
Opmerking: De klep moet in één lijn met de
brandstofslang staan.
2. Neem plaats op de bestuurdersstoel.
3. Stel de parkeerrem in werking; zie Parkeerrem
gebruiken.
4. Schakel de maaimessen (aftakas) uit; zie Figuur 5.
Opmerking: De motor zal niet starten als de
maaimessen zijn ingeschakeld.
5. Als de motor koud is, zet u de gashendel in de stand
Choke (helemaal omhoog) (Figuur 11).
11
Figuur 9
Figuur 10