Bijlage 1.
Richtlijnen voor de montage van stoomleidingen en stoomverdeelpijpen
Vapac Humidity Control Ltd. verstrekt deze informatie uitsluitend als richtlijn en aanvaardt
geen enkele aansprakelijkheid voor de plaatsing van stoomleidingen en stoomverdeelpijpen
in een systeem. Dit blijft de verantwoordelijkheid van de ontwerper.
3
2
Verklaring;
1
Geïsoleerde stoomslang
2
Stoomverdeelpijp
3
Slangklem
4
Condensaatafscheider.
Fig 1
Opmerkingen:
1
Stoomleidingen moeten altijd schuin lopen onder
een hoek van minimaal 8 - 12% ten opzichte van
horizontaal, zodat condensaat altijd terug kan stromen
naar de cilinder of naar een condensaatafscheider.
NOOIT HORIZONTALE LEIDINGEN EN GEEN 90°
KNIEËN.
2
Monteer condensaatleidingen onder een hoek
van minimaal 10° of 18% ten opzichte van
horizontaal, zodat het condensaat af kan vloeien
naar een aftappunt.
Een horizontaal geplaatste stoomverdeelpijp
?
moet verticaal naar boven uitblazen.
Een verticaal gemonteerde stoomverdeelpijp
?
moet horizontaal uitblazen in de richting van
de luchtstroom.
39
B
L
2
R = 250 minimum
radius voor
leidingdiam 35 mm
R = 500 minimum
radius voor
1
leidingdiam. 54 Ø
.
pipe
4
Is de totaaldruk van de luchtstroom binnen
?
het kanaal hoger dan 2000 Pa en de
statische druk lager dan 2000 Pa dan mag de
stoomverdeelpijp haaks op de
stromingsrichting horizontaal opgesteld
worden.
Zorg voor voldoende ondersteuning van
?
stoomslangen, zodat er geen zakken
ontstaan waarin condensaat zich kan
verzamelen. Hierdoor raakt de doorlaat
vernauwd of zelfs geblokkeerd en dit leidt tot
te hoge drukverliezen in de stoomleidingen.
N.B Standaard stoomleidingen zijn zodanig
uitgevoerd dat eventueel optredend condensaat
terugstroomt naar de Vapac stoomcilinder. Het is
ook mogelijk de stoomverdeelpijp uit te voeren voor
de tegengestelde afvloeirichting; dan is deze op het
uiteinde voorzien van een aftapaansluiting vanwaar
het condensaat afgevoerd kan worden naar een
geschikt afvoerpunt.
min 20mm
LUCHT-
STROOM
B
L
min 20mm
B
L
min 20mm