Fase-Fase leidingimpedantie
1. Verbind de RODE (FASE) kabel met de RODE fitting op het
toestel en de GROENE (AARDE) kabel met de GROENE/
BLAUWE fitting.
2. Verbind de RODE kabel met Fase1 en de GROENE kabel met
Fase 2.
3. De netspanning en de geschikte systeemfrequentie-indicator
worden weergegeven.
4. De resultaten worden net zo weergegeven als hierboven bij het
testen van Fase - Neutraal.
Waarschuwingsindicatoren
Over het bereik heen
Als de gemeten leidingimpedantie de volle schaalwaarde
overschrijdt, zal het weergavescherm ">1" tonen. Dit wordt
weergegeven als:
1. Meting >19.99 Ω op het 20 Ω bereik of >199.9 Ω op het 200 Ω
bereik. OF
2. Er is een gevaarlijke spanning geconstateerd op de
beschermende aardende conductoren of op het gebonden
metaalwerk gedurende de test. Dit is normaal gesproken het
gevolg van een slecht of gebrekkig aardend systeem.
Overspanning
De waarschuwingsdriehoek zal OPLICHTEN als de invoerspanning
330 V a.c. overschrijdt. Dit is adviserend.
Als de spanning 550 V a.c. overschrijdt, zal de waarschuwings-
driehoek permanent getoond worden. Verwijder onmiddellijk de
bron van de overspanning.
Oververhitting
Het thermometersymbool zal oplichten als het toestel heet
wordt. Oververhitting wordt weergegeven door een symbool dat
permanent getoond wordt.
Testen wordt geschorst als de temperatuursymboolindicator aan is.
Spanningsmeting
De voltmeter is alleen ontworpen voor AC-applicaties tot 550 V.
Frequentie-indicatoren
De frequentie-indicator toont de systeemfrequentie die door het
circuit gebruikt wordt. Het is alleen als richtlijn bedoeld. Voor
nauwkeurige frequentiemeting moet een geschikt meettoestel
gebruikt worden.
Nominale frequentiebanden zijn:
16 Hz
15 Hz tot 18 Hz
Extra frequentie banden
16 Hz
33 Hz (29 Hz to 37 Hz)
50/60 Hz
40Hz tot 70 Hz
50/60 Hz
125 Hz (100 Hz to 142 Hz)
400 Hz
260 Hz tot 490 Hz
400 Hz