1b. Instelling
(1) Druk op
(2) V 0%: stelt de "start" spanning in voor het scannen (zie het
hoofdstuk SCANNEN).
(3) V 100%: stelt de "eind" spanning in voor het scannen (zie het hoofdstuk
SCANNEN).
(4) SAMPLE: stelt de "bemonsteringstijd" in voor het dataloggen (zie hoofdstuk
DATALOGGING).
(5) FILE NAME: de gegevens kunnen onder verschillende bestandsnamen worden bewaard. Hier
kan een "bestandsnaam" ingesteld worden (zie hoofdstuk DATA LOGGING).
1c. Details voor de instelling
1) Druk op de
2) Wanneer het geselecteerde object in een zwart vakje verschijnt, typt u een waarde.
3) FILE NAME: Type een naam volgens de ASCII codes (zie Annex 1). Bijvoorbeeld, voor de letter
"A" moeten "65" getypt worden.
4) Gegevens die onder dezelfde bestandsnaam worden opgeslagen worden nu automatisch
samengevoegd.
5.2 Stroombron
2a. -4mA ~ 24mA
1) Zet het apparaat aan. Schuif de schuifregelaar naar mA.
2) Druk op de S/M toets om de SOURCE (uitgang) modus te selecteren. Druk een keer op
om het als startinstelling in te stellen.
3) Voer een stroomwaarde in (inclusief decimaalteken), druk daarna op ENTER.
4) Sluit de meetkabels of krokodillenklemmen aan op de uitgangsaansluiting (rood op
rood en zwart op zwart).
5) Sluit daarna de meetkabels of krokodillenklemmen aan op het te kalibreren
voorwerp.
6) Om de stroom te scannen, raadpleeg het hoofdstuk "Scannen"
GEBRUIKSAANWIJZING Kalibrator
om bij de SETUP functie te komen.
toets om het item dat u wilt configureren te selecteren.
PCE-789
10