>
Zet de adresschakelaar van de eerste VR 32 op 2,
omdat de VR 32 in het tweede CV-toestel is inge-
bouwd.
>
Ga bij de andere CV-toestellen hetzelfde te werk
(derde CV-toestel op adres 3, enz.)
>
Denk eraan dat een cascade-installatie alleen moge-
lijk is met bufferboiler. Kies dienovereenkomstig de
hydraulische schema's 5 tot 9.
5.8
VRS 620 in combinatie met
VPS/2, VPM W en VPM S
A
B
C
Afb. 5.48 Plaatsing sensoren SP1, TD2 en SP2 in de bufferboi-
ler
Door de plaatsing van de drie sensoren SP1, TD2 en SP2
in de bufferboiler wordt het volume van de bufferboiler
in drie delen verdeeld, A, B en C.
Volume A wordt op het temperatuurniveau gehouden
dat wordt gevraagd door het drinkwaterstation VPM W.
Als de temperatuur bij SP1 8 K onder de gewenste
waarde daalt, dan worden de volumes A en B tot de
gewenste waarde opgewarmd.
Het volume B wordt eveneens op het niveau voor het
drinkwaterstation gehouden. Het verschil met volume A
is echter dat dit bereik bij voorkeur met zonne-energie
moet worden opgewarmd. Als de temperatuur bij TD2
8 K onder de gewenste aanvoertemperatuur van het
drinkwaterstation daalt en het zonnestation via de eBus
meldt dat de temperatuur de gevraagde aanvoertempe-
ratuur kan bereiken, dan wordt het volume eerst door
het zonnestation opgewarmd. Zodra het zonnestation
het gevraagde niveau niet meer kan leveren, of na uiter-
lijk 4 uur, dan wordt het volume via de CV-toestellen
opgewarmd.
Het volume C wordt op het gevraagde temperatuurni-
veau voor de CV-circuits gehouden. Als de temperatuur
bij de sensor SP2 8 K onder de maximale gewenste aan-
voertemperatuur daalt die de CV-circuits vragen, dan
wordt het volume via de CV-toestellen opgewarmd. Het
zonnestation ondersteunt het opwarmen indien mogelijk
parallel aan de CV-toestellen.
Het opwarmen van de volumes A en B heeft voorrang.
Installatiehandleiding thermostaat auroMATIC 620 0020094406_00
SP1
TD2
SP2
Elektrische installatie 5
75