(A, B, C, D of E) in het toestel zijn opgeslagen. Zie paragraaf
1.4, Telefoonnummers toewijzen aan gebruikers.
U kunt als volgt een doorschakeling inschakelen:
1
Selecteer de gebruiker waarvoor u een doorschakeling wilt
inschakelen door (herhaald) op
2
Druk 2 maal op
>
In het display verschijnt Functie.
3
Blader naar Doorschakelen.
4
Druk op Wijzig.
5
Blader naar het gewenste type doorschakeling: Vast, Bij
bezet, Later (Bij geen gehoor).
6
Druk op Aan.
>
In het display verschijnt Nr.: _
7
Toets het telefoonnummer in waarnaar moet worden door-
geschakeld.
8
Druk op Ok.
>
Het toestel kiest nu het telefoonnummer met de code voor
de opgegeven doorschakeling ervoor (Vast: *210, Bij bezet:
*670, Bij geen gehoor: *610). Na enkele ogenblikken ver-
schijnt de melding Dienst is aan.
>
In het rustdisplay van het toestel verschijnt het symbool
bij elke gebruiker waarvoor een doorschakeling is ingescha-
keld.
Let op!
-
Doorschakelingen gelden alleen voor de actieve gebruiker
(A, B, C, D of E).
-
De telefoonnummers waarnaar moet worden door-
geschakeld blijven bewaard als u de doorschakeling weer
uitschakelt. Als u een volgende keer weer dezelfde
doorschakeling wilt inschakelen, hoeft u het telefoonnum-
mer niet meer in te geven. Wilt u naar een andere bestem-
ming doorschakelen, dan kunt u het getoonde telefoonnum-
mer overschrijven.
-
U kunt doorschakelingen ook opslaan onder een functie-
toets. Zie paragraaf 3.1, Functietoetsen.
-
Als uw toestel is aangesloten op een huis- of bedrijfs-
centrale, zie dan ook de gebruiksaanwijzing bij die centrale.
te drukken.
.
Ï Ï Ï Ï Ï
45