13
U-CONTROL UMA25S Gebruiksaanwijzing
Controller Option:
Wanneer u de controllerfunctie 'Increment' geselecteerd heeft, kunt u met
draairegelaar E15 de stapgrootte van de bedieningstoets instellen. Wanneer u
een toetselement steeds opnieuw indrukt, wordt de verstuurde waarde steeds
met de hier geselecteerde waarde opgehoogd. Als de stapgrootte "10" is,
worden achtereenvolgens de waarden 0, 10, 20, 30 ... 110, 120, 0, 10 enzovoort
verstuurd. U kunt ook negatieve waarden invoeren (bijvoorbeeld -10) om een
waarde stapsgewijs te verlagen. Als u de laagste en de hoogste te sturen waarden
met behulp van encoder E12 en E13 begrensd heeft, moeten de waarden binnen
dit bereik liggen. Met deze functie kunt u softwarematige knoppen met meer
dan twee schakeltoestanden met behulp van de U-CONTROL aansturen.
Display Value:
Met draairegelaar E16 kunt u instellen of de waarde veranderingen
in het display weergegeven worden of niet. Wanneer u instelt dat de
waardeveranderingen in het display weergegeven worden zal, wanneer een
bedieningselement bediend wordt, de huidige waarde in het display worden
weergegeven. Even nadat het bedieningselement losgelaten is, wordt opnieuw
het presetnummer weergegeven.
5.5 MIDI-messages
5.5.1 Program change en MIDI bank select
De opdracht Bank Select bestaat uit twee onderdelen: een MSB-deel
(Most Significant Bit) en een LSB-deel (Least Significant Bit). Het MSB-deel
beschrijft een waardenbereik van 128 verschillende waarden en is bij veel
MIDI-apparaten de belangrijkste component van de Bank Select-opdracht.
Het LSB-deel beschrijft de afzonderlijke 128 MSB's in 128 afzonderlijke delen.
Het nummeringbereik bestrijkt de waarden 0 tot en met 127.
U stelt het banknummer in met de draairegelaars E11 en E12. Bezit een
MIDI-apparaat meer dan 128 presets/programma's, dan moet eerst een
commando "bank wisselen" worden verzonden. Daarbij betreft het eigenlijk een
controllercommando. Omdat dit echter verband houdt met de omschakeling
van presets en vóór de eigenlijke programmawissel moet worden gezonden,
kan het hier worden ingesteld.
Als het geselecteerde bedieningselement een draai regelaar
is, dan wordt het programmanummer bij het bewegen van de
draairegelaar rechtstreeks geselec teerd. Als het geselecteerde een
toets/schakel-element is, wordt het bijbehorende programmanummer
(met E13) geselecteerd wanneer de toets ingedrukt wordt. Dat kan
handig zijn wanneer u steeds vanaf dezelfde preset wilt starten.
Met draairegelaar E14 stelt u het schakelgedrag in: 'Increment' betekent dat het
presetnummer steeds wanneer u de toets indrukt met de vooraf gedefinieerde
stapgrootte wordt verhoogd. 'Single Preset' betekent dat telkens wanneer u de
toets indrukt hetzelfde presetnummer geselec teerd wordt.
◊
In tabel A.1 in de bijlage vindt u een overzicht van de
draairegelaarbezettingen in de Edit-functie.
Voorbeelden voor Program Changes:
Voorbeeld 1:
U wilt met de toetsen E1 tot en met E8 de programma nummers 71 tot
en met 78 van uw externe racksynthesizer schakelen. Ga als volgt te
werk om de eerste toets te programmeren:
1. Houd EDIT/EXIT ingedrukt en druk vervolgens op E1. Laat EDIT/EXIT
los zodra in het display de melding E01 wordt weergegeven.
2. Draai draairegelaar E9 volledig naar links, zodat in het display de
melding 'PC' (Program Change) wordt weergegeven.
3. Selecteer met draairegelaar E10 het MIDI-kanaal waarop uw
synthesizer luistert.
4. Draai de draairegelaars E11 en E12 volledig naar rechts, zodat in het
display de melding 'OFF' wordt weergegeven.
5. Selecteer met behulp van draairegelaar E13
pro gramma nummer 71.
6. Selecteer met behulp van draairegelaar E14 de optie 'Single Preset'.
7. Als u het programmanummer in het display wilt weergeven,
selecteert u met behulp van draai regelaar E16 de optie 'on'.
8. Druk op ENTER om te bevestigen. De EDIT-LED dooft.
Resultaat: telkens wanneer u de toets indrukt, wordt op het aan te
sturen apparaat programmanummer 71 aangeroepen.
Programmeer de toetsen E2 tot en met E8 op dezelfde manier voor de
oplopende programmanummers tot en met 78.
Voorbeeld 2:
U wilt een toets zo programmeren dat deze telkens wanneer u deze
opnieuw indrukt een andere preset oproept en wel zodanig dat
E11 = OFF, E12 = 0; E13 = Off; E14 = Increment (stapgrootte); E15 = +8.
Resultaat: de eerste keer dat u de toets indrukt wordt
programmanummer 0 verzonden, de tweede keer programmanummer
8, de derde keer programmanummer 16 enzovoort. Op die manier kunt
u steeds de eerste preset van een soundbank selecteren die in groepen
van acht gestructureerd zijn.
Voorbeeld 3:
U wilt in het aan te sturen apparaat preset 6 in bank 8 aanroepen.
Ga dan als volgt te werk: E11 = 8, E12 = OFF, E13 = 6.