Algemeen
U kunt het navigatiesysteem gebruiken zonder
dat u een bestemming hebt gekozen. Er wordt
een kaart met de positie van de auto op het
scherm getoond waarbij de auto met een
blauwe driehoek is gemarkeerd.
Het systeem wordt voortdurend bijgewerkt en
kan daarom functies bevatten die niet in dit
boekje staan beschreven.
Kaartstand
Bij het opstarten begint het systeem met het
weergeven van een schermbeeld waarvan de
tekstinhoud moet worden bevestigd met
ENTER, zie pagina 8.
Daarna gaat het scherm naar de Kaartstand
waarbij de kaartweergave het hele scherm
dekt.
•
Druk op BACK om het Hoofdmenu te ope-
nen, zie pagina 32.
•
Druk op ENTER om het Snelmenu te ope-
nen, zie pagina 30.
1. Druk op de navigatietoets om de scroll-
stand te activeren, bijv. om delen van de
kaart te bekijken die buiten het scherm lig-
gen.
2. ENTER in deze stand activeert het Scroll-
menu, zie pagina 33.
02 Leer uw navigatiesysteem kennen
Instellingen
Het systeem wordt met basisinstellingen gele-
verd, maar start met de instellingen die het
laatst zijn verricht.
Als u een instelling hebt gewijzigd maar later de
fabrieksinstelling wilt hervatten, geldt dit alleen
voor de bewuste instelfunctie.
Er bestaat geen mogelijkheid om alle instellin-
gen tegelijk te resetten.
Aan/Uit
Aan
1. De transpondersleutel moet in het contact-
slot zitten (zie het instructieboekje bij de
auto).
2. Druk op ENTER of BACK.
3. Het scherm wordt automatisch geacti-
veerd.
Het kan enige seconden duren voordat het
systeem de positie en beweging van de auto
registreert.
Uit
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld
als de transpondersleutel uit het contactslot
wordt gehaald.
Het systeem kan ook handmatig worden uit-
geschakeld, zodat het de volgende keer niet
Voordat u begint
automatisch start als de transpondersleutel in
het contactslot wordt gestoken:
1. Druk op BACK om het hoofdmenu te ope-
nen.
2. Ga naar
Uitschakelen
met de navigatie-
toets.
3. Druk op ENTER.
4. Het scherm gaat omlaag of gaat uit.
N.B.
Het systeem kan ook worden gebruikt als de
motor is afgezet. Bij een te lage accuspan-
ning wordt het systeem uitgeschakeld.
Demo (gesimuleerde
routebegeleiding)
Om een indruk te krijgen van de werking van
de routebegeleiding is het mogelijk een
bestemming op te geven. Wanneer de auto
stilstaat is het mogelijk een demonstratie van
de begeleiding naar de opgegeven bestem-
ming te krijgen, zie
Demo starten
pagina 53.
02
zie
13