4.2. Hoofdcomponenten
1.
Transformators
2.
Pluggen voor de snelheidsregeling
3.
Klemmen om de printkaart 002LB18 aan
te sluiten (indien niet gebruikt, moeten
A-B; C-D; E-F; G-H worden overbrugd)
4.
Uitrustingenzekering
5.
Zekering voor de printkaart
6.
Trimmer voor de fi jnafstelling van de
spanninggevoeligheid tijdens het draaien
7.
Trimmer voor de afstelling van de
spanninggevoeligheid tijdens het draaien
8.
Trimmer om de spanninggevoeligheid in
te stellen voor het vertragen
9.
Trimmer om de stopzone bij de aanslag
in te stellen
10.
Trimmer om het automatisch sluiten in
te stellen
11.
Keuzeschakelaar met 10 dips.
12.
Waarschuwingsled zendercodes/ ACT-
afteltijd
13.
Toets om zendercode op te slaan
14.
Jumper om de uitgangen B1-B2 /
cycluslamp in te stellen
15.
Aansluitplug radiofrequentieprintkaart
16.
Lijnzekering
17.
Aansluitklemmen
18.
Keuzeschakelaar met 4 dips.
19.
Jumper voor de functie van de
bedieningsknop in 2-7
20.
Zekering elektrische vergrendeling
21.
Zekering motor M1
22.
Zekering motor M2
5 Installatie
Laat de installatie over aan deskundige en erkende monteurs die hun werkzaamheden volgens de geldende normen uitvoeren.
5.1 Controles vooraf
Voordat u de automatisering installeert, controleert u de volgende punten:
• Controleer of de plaats voor de installatie beveiligd is tegen stoten, of de bevestigingsoppervlakken stevig genoeg zijn en of de
bevestiging kan gebeuren met degelijk materiaal (schroeven, pluggen enz.).
• Zorg voor een omnipolaire uitschakelaar met een afstand tussen de contacten van meer dan 3 mm om de stroom uit te schakelen
•
Controleer of de eventuele aansluitingen in de kast (voor het verloop van het beveiligingscircuit) extra geïsoleerd zijn t.o.v. de andere
interne geleidende delen.
• Zorg voor buizen en goten voor de elektrische kabels en let erop dat deze nergens kunnen worden beschadigd door mechanismen.
3
22
21
19
11
16
12
Opgelet! Voordat u aan de apparatuur begint te werken, schakelt u de netstroom
uit en de eventuele noodbatterijen.
2
4
20
1
6
7
9
10
13
14
17
5
8
18
15