Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Installatievoorbereiding; Montage Van De Binneneenheid; Minimaal Volume En Uitvoering Van De Cv-Installatie; Installatie - Bosch Thermotechnology Compress 6000 AW AWM Series Installatiehandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor Compress 6000 AW AWM Series:
Inhoudsopgave

Advertenties

Installatievoorbereiding

4
Installatievoorbereiding
▶ Aansluitbuizen voor cv-installatie en koud/warm water in het gebouw
moeten tot aan de installatieplaats van de binneneenheid worden ge-
legd.
▶ Monteer de meegeleverde voeten en richt ze uit, zodat de binneneen-
heid waterpas staat.
4.1

Montage van de binneneenheid

• De binneneenheid wordt in huis opgesteld. De leidingen tussen de
warmtepomp en de binneneenheid moeten zo kort mogelijk zijn. Ge-
bruik geïsoleerde leidingen.
• De opstellingsruimte van de binneneenheid moet een afvoer hebben.
4.2

Minimaal volume en uitvoering van de cv-installatie

Om de werking van de warmtepomp te garanderen en overmatig veel
start-stopcycli, een onvolledige ontdooiing en onnodige alarmen te voor-
komen, moet in de installatie voldoende energie kunnen worden opge-
slagen. De energie wordt enerzijds in de waterhoeveelheid van de cv-
installatie en anderzijds in de installatiecomponenten (radiatoren) en in
de betonnen vloer (vloerverwarming) opgeslagen.
Omdat de eisen voor verschillende warmtepompinstallaties en cv-instal-
laties sterk variëren, wordt over het algemeen geen minimaal watervolu-
me in liters opgegeven. In plaats daarvan wordt het installatievolume als
voldoende beschouwd wanneer aan bepaalde voorwaarden wordt vol-
daan.
Vloerverwarming zonder BST
In de grootste ruimte (referentieruimte) moet in plaats van kamerther-
mostaten een kamertemperatuurgestuurd regeltoestel zijn geïnstal-
leerd. Kleine vloeroppervlakken kunnen tot gevolg hebben dat de
bijverwarming in de slotfase van het ontdooiproces wordt geactiveerd.
2
• ≥ 6 m
vereist vloeroppervlak voor warmtepomp 5 – 9.
2
• ≥ 22 m
vereist vloeroppervlak voor warmtepomp 13 – 17.
Voor een maximale energiebesparing en om bijverwarming te voorko-
men, wordt de volgende configuratie aanbevolen:
2
• ≥ 30 m
vloeroppervlak voor warmtepomp 5 – 9.
2
• ≥ 100 m
vloeroppervlak voor warmtepomp 13 – 17.
Installatie met radiatoren zonder mengkraan en buffervat
Als de installatie slechts enkele radiatoren heeft, bestaat de mogelijk-
heid dat de bijverwarming in de slotfase van het ontdooiproces wordt ge-
activeerd. De thermostaten van de radiatoren moeten volledig geopend
zijn.
• ≥ 1 radiator met 500 W vereist voor warmtepomp 5 – 9.
• ≥ 4 radiatoren met elk ca. 500 W vereist voor warmtepomp 13 – 17.
Voor een maximale energiebesparing en om bijverwarming te voorko-
men, wordt de volgende configuratie aanbevolen:
• ≥ 4 radiatoren met 500 W voor warmtepomp 5 – 9.
Cv-installatie met vloerverwarming en radiatoren in gescheiden cv-
circuits zonder BST.
In de grootste ruimte (referentieruimte) moet in plaats van kamerther-
mostaten een kamertemperatuurgestuurd regeltoestel zijn geïnstal-
leerd. Kleine vloeroppervlakken of weinig radiatoren in de installatie
kunnen tot gevolg hebben dat de bijverwarming in de slotfase van het
ontdooiproces wordt geactiveerd.
• ≥ 1 radiator met 500 W vereist voor warmtepomp 5 – 9.
• ≥ 4 radiatoren met elk ca. 500 W vereist voor warmtepomp 13 – 17.
Voor de vloerverwarming is er geen minimaal vloeroppervlak vereist. Om
het gebruik van de bijverwarming te voorkomen en een optimale energie-
besparing te behalen, moeten de overige verwarmingsthermostaten of
8
meerdere ventielen van de vloerverwarming ten minste voor een deel
zijn geopend.
Alleen gemengde cv-circuits
In cv-installaties die alleen uit gemengde cv-circuits bestaan, is een buf-
fervat absoluut vereist.
• Vereist volume voor warmtepomp 5 – 9 = ≥ 50 liter.
• Vereist volume voor warmtepomp 13 – 17 = ≥ 100 liter.
Alleen ventilatorconvectoren
Om te voorkomen dat in de slotfase van het ontdooiproces de bijverwar-
ming wordt geactiveerd, is een buffervat van ≥ 10 l vereist.
Koelbedrijf
Wanneer de koelmodus is geactiveerd en tegelijkertijd ventilatorconvec-
toren worden gebruikt, wordt geadviseerd een buffervat van ≥ 100 liter
aan de installatie toe te voegen, om een optimaal vermogen en het best
mogelijke comfort te realiseren.
5

Installatie

VOORZICHTIG
Persoonlijk letsel of materiële schade door verkeerde temperatuur!
Wanneer sensoren met verkeerde eigenschappen worden gebruikt, zijn
te hoge of te lage temperaturen mogelijk.
▶ Waarborg, dat de gebruikte temperatuursensor geschikt is voor de
opgegeven waarden (zie tabellen hieronder).
OPMERKING
Schade aan de installatie door resten in de leidingen!
Vaste stoffen, metaal-/kunststofspanen, hennep- en weefselbandresten
en dergelijke materialen kunnen zich in pompen, ventielen en warmte-
wisselaars afzetten.
▶ Voorkom het binnendringen van vreemde voorwerpen in het buizen-
systeem.
▶ Leidingcomponenten en -verbindingen niet direct op de vloer leggen.
▶ Zorg er bij het ontbramen voor, dat geen spanen in de buis achterblij-
ven.
▶ Spoel het leidingsysteem grondig door voor het aansluiten van de
warmtepomp en binneneenheid om vreemde deeltjes daaruit te ver-
wijderen.
5.1

Isolatie

OPMERKING
Materiële schade door vorst!
Bij stroomuitval kan het water in de leidingen bevriezen.
▶ Buiten een minimaal 19 mm dikke isolatie voor de leidingen gebrui-
ken.
▶ In gebouwen moet een isolatie voor leidingen van ten minste 12 mm
dik gebruikt worden. Dit is ook voor een veilig en efficiënt warmwa-
terbedrijf belangrijk.
Alle warmtetransporterende leidingen moeten van een geschikte warm-
te-isolatie conform de geldende voorschriften worden voorzien.
Bij koelbedrijf moeten alle aansluitingen en leidingen conform de gelden-
de normen worden geïsoleerd, om condensatie te voorkomen.
Compress 6000 AW AWM|AWMS – 6721817589 (2022/01)

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Compress 6000 aw awms seriesCompress 6000 aw awm 13-17Compress 6000 aw awm 5-9Compress 6000 aw awms 13-17Compress 6000 aw awms 5-9

Inhoudsopgave