Inhoudsopgave
Advertenties
HOOGTE-REGELING VAN HET MAAIDEK
Hoogteïnstelling steeds met stilstaande motor regelen!
• Duw het stuur naar beneden om de bedieningskracht te verminderen.
• Bedienen van de maaihoogteverstelling (a afbeelding 10).
• Laat het stuur zakken of til het op tot de gewenste hoogte (3 posities)
(b afbeelding 10).
• Laat de regelaar voor het instellen van de maaihoogte los.
STARTEN EN STOPPEN VAN DE MAAI-
DECK
MESREMKOPPELING
• Dit veiligheidselement bedient het mes op uw bosmaaier. De tractie
van uw machine kan los van de mesremkoppeling bediend worden,
bijvoorbeeld bij het verplaatsen van de machine buiten maaizones.
GEBRUIK
Alvorens het mes in te schakelen, vergewis u ervan dat de
motor op bedrijfstemperatuur is en in zijn maximale toerental
(gashendel in de [MAX] positie).
• Ga achter de duwboom in de werkpositie staan en houd uw voeten uit
de buurt van de messen.
• Druk op de rode veiligheidsknop naar rechts en houd deze ingedrukt
(1 afbeelding 11).
• Breng de koppelingshendel van de meskoppeling aan op het stuur (2
afbeelding 11) en laat vervolgens de veiligheidsknop los. Het mes
blijft ingeschakeld na het loslaten van de veiligheidsknop zolang de
koppelingshendel tegen het stuur wordt gehouden.
Mes niet inschakelen in hoog gras. Dit zou moeilijkheden bij
het starten kunnen geven.
STOPPEN VAN DE MES
• Om de messen te stoppen, de mesremkoppelingshendel loslaten. Het
maaimes zal automatisch ontkoppeld en geremd worden. De stoptijd
moet minder zijn dan 7 seconden.
PARKEERREM (A AFBEELDING 12)
Deze beveiliging bedient de vergrendeling van het stuurwiel om uw
maaier te immobiliseren.
• Om de parkeerrem in te schakelen, trekt u de remhendel naar de ach-
terkant van de machine en laat u deze uit de inkeping los.
• Om de parkeerrem te ontgrendelen, trekt u de remhendel naar achte-
ren en zet u deze in de uitsparingstand.
SELECTIE VAN DE AANDRIJVING
De hydraulische aandrijving laat toe, door harder of minder hard op
de hendel te duwen, progressief sneller of trager te maaien.
De snelheidsvariator laat U toe uw snelheid aan te passen aan alle
maaiomstandigheden.
Kies een langzame snelheid (positie 1) bij moeilijke werkomstandig-
heden (nat, hoog of te dicht gras, oneffen terrein enz.).
7• GEBRUIKSAANWIJZINGEN
Kies een hogere snelheid (positie 2 en 3) als de maaiomstandigheden
dit toestaan: droog gras dat niet te hoog of te dicht is en een vlak terrein.
Het is de observatie van uw terrein die u zal begeleiden bij het kiezen
van de optimale rijsnelheid.
SELECTIE VAN DE SNELHEID VAN
VOORTGANG
• Verplaats de snelheidskeuzeschakelaar aan de linkerkant van het
dashboard (a afbeelding 13) naar de ingekeepte positie die overeen-
komt met het geselecteerde snelheidsbereik (1, 2 of 3).
BEDIENING VOORTBEWEGING
Om vooruit te rijden
• Hoe harder de hendel van de aandrijving ingeduwd wordt, hoe sneller
de machine in de onderlinge standen loopt (b afbeelding 13).
• Om te stoppen, de aandrijfhendel loslaten.
Om achteruit te rijden
• Trek de achteruitbediening (c afbeelding 13) naar achteren. De maxi-
male terugsnelheid is wanneer de snelheidskiezer in de om-gekeerde
stopstand wordt gehouden, deze wordt verder verlaagd wanneer de
snelheidskiezer in de uitgangspositie wordt teruggezet.
• Om de machine te stoppen, laat u de achteruitbediening los.
Wees heel voorzichtig bij gebruik van de achteruit : stop het
mes en laat u niet verrassen door de beweging van de bos-
maaier.
Verplaatsen van de bosmaaier met stilstaande motor
• De hendel op de bypass in stand [0] trekken (b afbeelding 12).
• Om daarna de bosmaaier terug aan te drijven, de hendel op de bypass
in stand [1] positioneren.
BLOKKERING DIFFERENTIEEL
Het differentieel kan worden geblokkeerd om te voorkomen dat één
van de aangedreven wielen gaat slippen en om motorvermogen te
winnen op hellingen en op vochtige grasvelden.
• Bedien de hendel voor het blokkeren van het differentieel (zie afbeel-
ding 14).
• De hendel voor het blokkeren van het differentieel vrijgeven om
terug te gaan naar de actieve configuratie van het differentieel en
aan bestuurbaarheid te winnen.
Wees bijzonder voorzichtig bij het veranderen van richting bij
het gebruik van het differentieelslot.
VERGRENDELING VAN DE LOOP-
WIELEN (AH75)
Om een goede baan op hellingen te garanderen, is het noodzakelijk
om de rotatie van de loopwielen met behulp van de vergrendeling te
vergrendelen (afbeelding 15).
OM TE MAAIEN
• De gashendel in positie [MAX] plaatsen.
• Het mes inschakelen (dubbele beveiliging).
• Duw op de hendel van de aandrijving.
Het mes niet aanraken wanneer het draait.
15
Advertenties
Inhoudsopgave
