ALARM BINNENLUCHTVOCHTIGHEID
1.
De binnenluchtvochtigheid- alarmwaarde –hoog verschijnt.
2.
Houdt de SET-toets ongeveer 2 seconden ingedrukt. De waarde knippert.
3.
Gebruik voor de instelling van de binnenluchtvochtigheid- alarmwaarde- hoog de
toets of de
-toets. Houdt de toets ingedrukt om een snelle cijferdoorloop te
bereiken.
4.
Druk ter bevestiging van de instelling op de ALARM-toets. De waarde houdt op met
knipperen.
5.
Druk op de SET-toets voor het aan- of uitschakelen van het alarm. Het symbool ((( )))
geeft aan dat het alarm is ingeschakeld.
6.
Druk eenmaal op de ALARM-toets. De binnenluchtvochtigheid- alarmwaarde- laag
verschijnt.
7.
Houdt de SET-toets ongeveer 2 seconden ingedrukt. De waarde knippert.
8.
Gebruik voor de instelling van de binnenluchtvochtigheid- alarmwaarde- laag de
of de
-toets. Houdt de toets ingedrukt om een snelle cijferdoorloop te bereiken.
9.
Druk ter bevestiging van de instelling op de ALARM-toets. De waarde houdt op met
knipperen.
10. Druk op de SET-toets voor het aan- of uitschakelen van het alarm. Het symbool ((( )))
geeft aan dat het alarm is ingeschakeld.
11. Druk op de ALARM-toets om de instelling voor het alarm buitentemperatuur te
openen.
ALARM BUITENTEMPERATUUR
1.
De buitentemperatuur- alarmwaarde- hoog verschijnt.
2.
Houdt de SET-toets ongeveer 2 seconden ingedrukt. De waarde knippert.
3.
Gebruik voor de instelling van de buitentemperatuur alarmwaarde- hoog de
de
-toets. Houdt de toets ingedrukt om een snelle cijferdoorloop te bereiken.
-
-toets
-toets of
23