1.
De gevoeligheidswaarde en de weertendenspijlen knipperen.
2.
Gebruik de
-toets of de
3.
Druk ter bevestiging van de instelling en om de INSTELLING STORMALARM AAN/UIT
(ON/OFF) te openen op de SET-toets.
INSTELLING STORMALARM AAN/UIT (ON/OFF)
Het stormalarm kan in- of uitgeschakeld worden (standaardinstelling UIT).
1.
De lettervolgorde "AOFF" knippert.
2.
Gebruik de
-toets of de
AAN / AOFF = UIT) te selecteren.
3.
Druk ter bevestiging van de instelling en om de INSTELLING WINDRICHTING-
WEERGAVENFORMAAT te openen op de SET-toets.
Opmerking: Als het stormwaarschuwingalarm actief is, zal de naar beneden wijzende
weertendenspijl knipperen (zie WEERTENDENSSAANDUIDING verderop).
INSTELLING WINDRICHTING- WEERGAVENFORMAAT
De windrichting wordt of met een kompas –windroos of met een graadinstelling getoond
(standaardinstelling kompas)
1.
De windrichtingsaanduiding knippert.
-toets om de gewenste waarde te selecteren.
-toets om het alarm voor de stormwaarschuwing ("AON" =
18