INSTELLING VOOR DE VOLGENDE WEERALARMEN IN DE ALARM- INSTELMODE
•
· Hoog- en laag- luchtdrukalarm
•
· Hoog- en laag- binnentemperatuuralarm
•
· Hoog- en laag- binnenluchtvochtigheidsalarm
•
· Hoog- en laag- buitentemperatuuralarm
•
· Hoog- en laag- buitentemperatuuralarm
•
· Hoog- windvlagenalarm
•
· Windrichtingalarm
•
· Alarm voor hoge regenhoeveelheid in de periode van 24 uur.
STANDAARD- WEERALARMWAARDEN
Luchtdruk
Temperatuur (binnen-
of buiten)
Rel. luchtvochtigheid
(binnen- of buiten)
ALARM LUCHTDRUK HOOG/LAAG
1.
Druk in de normale weergavenmodus eenmaal op de ALARM-toets. De luchtdruk-
alarmwaarde- hoog verschijnt.
2.
Houdt de SET-toets ongeveer 2 seconden ingedrukt. De waarde knippert.
3.
Gebruik voor de instelling van het luchtdrukalarm- hoog de
de toets ingedrukt om een snelle cijferdoorloop te bereiken.
4.
Druk ter bevestiging van de instelling op de ALARM-toets. De luchtdruk- alarmwaarde
houdt op met knipperen.
5.
Druk op de SET-toets voor het aan- of uitschakelen van het alarm. Het symbool ((( )))
geeft aan dat het alarm is ingeschakeld.
6.
Druk eenmaal op de ALARM-toets. De luchtdruk- alarmwaarde- laag verschijnt.
7.
Houdt de SET-toets ongeveer 2 seconden ingedrukt. De waarde knippert.
laag
960 hPa
hoog
1040 hPa
laag
0 ° C
hoog
40 ° C
laag
45 %
hoog
70%
Windvlagen
Regenhoeveelheid in
24 uur
-toets of de
hoog
100 km/h
hoog
50 mm
-toets. Houdt
21