Inbedrijfstelling
Temperatuurregeling
Druk tegelijkertijd op de toetsen "Esc" en
"Menu" totdat op het display "Invoeren
code" verschijnt.
Draai aan de keuzeknop om de techni-
sche code (234) in te voeren en druk op de
knop
om te bevestigen; op het display
verschijnt TECHNISCHE ZONE.
Draai de keuzeknop
om het gewenste
menuonderdeel te selecteren.
– Volledig menu
Druk op de keuzeknop
. Draai de keu-
zeknop
om het gewenste menuon-
derdeel te selecteren.
4
Parameters Zone 1
4.1 Z/W Omschakeling
4.1.0 Activering van de automati-
sche zomer-/winterfunctie [ON,
OFF]
4.1.1 Automatische temperatuurli-
miet zomer/winter
Draai de keuzeknop en stel de drempel-
temperatuur van de automatische zo-
mer-/winterfunctie in.
4.1.2 Vertraging
overschakeling
zomer/winter
Draai de keuzeknop en stel de vertraging
van de overschakeling zomer/winter in.
°C
100
90
80
70
1
60
50
40
30
2
90 / NL
Druk op de keuzeknop
zeknop
om het gewenste menuon-
derdeel te selecteren.
4.2 INSTELLEN ZONE 1
4.2.0 Range T Z1
Draai de keuzeknop en selecteer het tem-
peratuurbereik:
0 - lage temperatuur
1 - hoge temperatuur
4.2.1 Temperatuurregeling
Druk op de keuzeknop
zeknop
en stel het type geïnstalleerde
temperatuurregeling in:
0 - Vaste aanvoer temperatuur
1 - Basis thermo-regeling
2 - Ruimtesensor
3 - Buitensensor
4 - Ruimte- en Buitensensor
3.5
3.0
2.5
10
5
0
-5 -10 -15 -20 °C
. Draai de keu-
. Draai de keu-
2.0
1.5
5
1.2
1.0
0.8
0.6
4
0.4
0.2
3
Afb. 108
4.2.2 Stooklijn
Druk op de knop
. Draai de keuzeknop
en stel de curve in afhankelijk van het type
verwarmingssysteem.
Druk op de keuzeknop
tigen.
Installaties op lage temperatuur (vloerpa-
nelen): curve van 0,2 tot 0,8
Installaties op hoge temperatuur (radiato-
ren): curve van 1,0 tot 3,5
Voor controle van de geschiktheid van
de gekozen curve is een lange tijd nodig,
gedurende welke enkele aanpassingen
nodig zouden kunnen zijn. Wanneer de
buitentemperatuur (winter) lager wordt,
kunnen er zich drie condities voordoen:
– De kamertemperatuur wordt lager, wat
aangeeft dat er een curve met een gro-
tere helling moet worden ingesteld.
– De kamertemperatuur wordt hoger,
wat aangeeft dat er een curve met een
kleinere helling moet worden inge-
steld.
– De kamertemperatuur blijft constant,
wat aangeeft dat de ingestelde curve
de juiste helling heeft.
Zodra u de curve heeft gevonden die de
kamertemperatuur constant houdt, dient
u de waarde ervan te controleren.
1
Temperatuur van de uitgaande lei-
ding installatie
2
Afleverwaarde van de kamertempe-
ratuur
3
Buitentemperatuur
4
Lage temperatuur
5
Hoge temperatuur
om te beves-