Inbedrijfstelling
Voorbereidende controles
EXTERNE EENHEID
– De eenheid moet op een stevige en
perfect horizontale ondergrond wor-
den geplaatst, op een plaats die mak-
kelijk toegankelijk is voor latere onder-
houdswerkzaamheden.
– Bij aanzienlijke tocht moet er een
scherm worden geplaatst.
– De luchtstroom mag op geen enkele
manier belemmerd worden.
– Het steunframe moet het gewicht van
de externe eenheid kunnen dragen.
– Als er vaak sneeuw valt op de installa-
tieplaats, moet de positie van de exter-
ne eenheid minimaal 200 mm boven
het niveau van de sneeuw zijn.
INTERNE EENHEID
– De eenheid moet in een gesloten ruim-
te worden geplaatst, op een plaats die
makkelijk toegankelijk is voor latere on-
derhoudswerkzaamheden.
– De eenheid moet stevig aan de wand
of aan de vloer worden verankerd.
– Bij installatie van de gebruikersinterface
in het apparaat dient u te controleren
of de relatieve vochtigheid in de instal-
latieruimte de toegestane limiet niet
overschrijdt.
78 / NL
HYDRAULISCHE AANSLUITINGEN
– De waterdruk op het voedingsnet mag
niet hoger zijn dan 5 bar; indien dit niet
zo is, moet er een drukverlager worden
geplaatst aan de ingang van de instal-
latie.
– De installatie moet worden gevuld bij
een druk van minder dan 3 bar (aanbe-
volen druk = 1,2 bar).
– De installatie moet hermetisch afge-
dicht zijn.
– De vullleidingen en de leidingen naar
de verwarmings-/koelsystemen en de
tapwaterinstallatie (indien aanwezig)
moeten correct aangesloten zijn.
– Het geleverde expansievat moet voor-
gevuld worden op 1 bar en moet vol-
doende inhoud hebben voor het sys-
teem.
– De veiligheidskleppen moeten correct
aangesloten worden met de meegele-
verde silicone slangen.
– Bij een vloerinstallatie moet er een vei-
ligheidinrichting op het aanvoercircuit
voor verwarming worden geïnstalleerd.
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
– De elektrische aansluitingen moeten
overeenkomen met de schakelsche-
ma's in de installatiehandleiding en
moeten correct worden uitgevoerd.
– De spanning en frequentie van de net-
voeding moeten overeenkomen met
de gegevens op het typeplaatje.
– Het systeem moet de juiste afmetingen
hebben om het stroomverbruik van de
geïnstalleerde eenheden te kunnen
ondersteunen (zie de typeplaatjes).
– De aansluiting op het elektriciteitsnet
moet worden uitgevoerd met behulp
van een vaste steun en moet voorzien
zijn van een bipolaire schakelaar.
– De aarding moet correct zijn en als eer-
ste worden aangesloten.
– De overspanningsbeveiligingen, de
aardlekschakelaars en thermische mag-
neetschakelaars op de uitgangen van
het schakelbord moeten correct geïn-
stalleerd zijn en in overeenstemming
zijn met alle geldende wettelijke voor-
schriften.
– De aardlek- en veiligheidsschakelaars
moeten de juiste afmetingen hebben.