4.8.4 Andere elektrische componenten aansluiten
Bij gebruik van een warmwaterboiler moet een 3-wegs omscha-
kelventiel (a) of een boilervulpomp (b) op de printplaat van het
bedieningspaneel worden aangesloten. Daartoe;
a) de aansluitkabel van het 3-wegs omschakelventiel, in de
leveringsomvang van de verbindingsset A1 (VSA1,
15 48 22) inbegrepen of
b) de adapterkabel voor de aansluiting van een boilervulpomp
(
E 1500430)
op de printplaatstekker J2 (zie afb. 4-13) aansluiten.
Andere optionele regelsysteemcomponenten (ruimteregelaar,
mengermodule enz.) worden via de printplaatstekker J13 op het
bedieningspaneel aangesloten.
Op de printplaatstekker J8 kunnen extra schakelcontacten voor
externe ketelsturing worden aangesloten.
Meer informatie en een exacte beschrijving vindt u in de
documentatie m.b.t. de "ROTEX-regeling RoCon BF".
Deze is inbegrepen bij de levering A1 BO.
4.9 Olieleiding aansluiten en vullen
De olieaansluiting overeenkomstig de plaatselijke voorschriften
in het eenstrengensysteem met een aan de zuigzijde ingebouwd
ontluchtingsoliefilter uitvoeren.
Om het maximale rendement te verkrijgen en het
onderhoud zo gering mogelijk te houden, adviseert
ROTEX het gebruik van stookolie EL zwavelarm.
Het bijmengen van biostookolie is mogelijk
(zie hoofdstuk 3.2)
● Olieslangen aanleggen. Daarbij erop letten dat:
– de branderkamer zonder demontage van de olieslangen
kan worden geopend,
– de olieslangen niet knikken.
● Het ontluchtingsoliefilter zodanig wordt aangebracht dat de
olieslangen trekontlast worden aangesloten en de bovenste
ketelhelft zonder problemen kan worden geopend.
● Het bijgevoegde universele micro-filterelement MC-7 in het
ontluchtingsoliefilter wordt geplaatst (in principe alleen
papieren filters met max. 25 μm gebruiken).
● Olieleiding aansluiten Hierbij in acht nemen:
– De inwendige diameter van de olieleiding mag niet groter
zijn dan 8 mm. Als olieleiding de oliepompleiding ROTEX
VA-Oil of koperbuizen met een diameter tussen 6 en
8 mm gebruiken.
– De totale weerstand van de aanzuigleiding (som van het
hoogteverschil, de vermogensweerstand en afzonderlijke
weerstanden) mag een waterkolom van 4 m (0,4 bar) niet
overschrijden.
● Olieleiding vullen. Daartoe de olie met een handpomp
aanzuigen.
● Olieleiding volgens de lokale voorschriften op dichtheid
controleren.
FA ROTEX A1 BOe - 03/2013
4
x
Montage en installatie
4.10 Het vullen van de CV-installatie
De CV-installatie niet eerder vullen dan nadat alle installatiewerk-
zaamheden zijn beëindigd.
Manometer bijstellen
Voordat u de installatie voor het eerst vult, moet de correcte
markering van de minimumdruk aan het manometerglas (in
veiligheidsgroep SGB A1,
● Manometerglas zodanig draaien dat de markering van de
minimumdruk overeenkomt met de hoogte van de instal-
latie +2 m (een waterkolom van 1 m komt overeen met
0,1 bar).
Waterkwaliteit controleren
● Instructies voor wateraansluiting volgens sectie 4.6 naleven.
De installatie vullen
WAARSCHUWING!
Verontreiniging van drinkwater is schadelijk voor de
gezondheid.
● Uitsluiten dat ketelwater in de drinkwaterleiding
kan terugstromen bij het vullen van de verwar-
mingsinstallatie (volg EN 1717).
Bij met verbindingsset A1 (VSA1,
warmwaterboiler:
● Handmatige hendel op het driewegs omschakelventiel
(zie afb. 8-4) in de middenste positie vergrendelen (enkel
mogelijk in stroomloze toestand).
De middenste positie is enkel bij stroomloze driewegs
omschakelventiel stabiel. De driewegs omschakel-
ventiel wordt automatisch ontgrendeld wanneer er
spanning staat op de aandrijfmotor voor de ventielpo-
sitie AB-A (boilervulling).
Om te zorgen voor een volledige ontluchting, dient de
driewegs omschakelventiel ten vroegste een uur na het
inbedrijfnemen van de installatie door insteken te
worden ontgrendeld.
● Vulslang met terugstroomblokkering (½") op de vul- en ledig-
armatuur (KFE-kraan, afb. 4-3, pos. 3) aansluiten en met een
slangklem tegen wegslippen beveiligen.
● Waterkraan van de toevoerleiding open draaien.
● KFE-kraan openen en manometer (in veiligheidsgroep SGB
A1,
15 60 18) in de gaten houden.
● Installatie met water vullen tot de overdruk van de installatie
ongeveer in het midden van het groene gebied van de
manometer wordt aangegeven.
● Draai de vul- en aftapkraan dicht.
● Het gehele verwarmingsnet ontluchten (de regelventielen in
de installatie openen).
● Waterdruk opnieuw controleren met de manometer en zo
nodig water bijvullen.
● KFE-kraan en waterkraan van de toevoerleiding sluiten.
● Vulslang met terugslagventiel van het vul- en ledigingsar-
matuur verwijderen.
15 60 18) worden ingesteld:
15 48 22) aangesloten
21