4.4.2 Het apparaat opstellen
Voorwaarde
– De plaats van installatie beantwoordt aan de landelijke voor-
schriften, zowel als aan de in het hoofdstuk 4.4.1 beschreven
noodzakelijke voorwaarden.
– Bij gebruik van een drukaggregaat een dichte bak installeren
en het apparaat via een vlotterschakelaar afzekeren.
Plaatsing
● Verpakking verwijderen. Verpakking milieuvriendelijk
afvoeren.
● ROTEX A1 BO op de beoogde locatie opstellen. Het
apparaat niet bij de bekleding optillen of verschuiven.
● ROTEX A1 BO zodanig positioneren dat hij zonder
problemen kan worden opengeklapt.
Op de aansluitplaatsen van de olieslangen resp. montage
van het oliefilter, op de installatie van de leidingen naar de
verwarmingsleidingen en uitlaatpijp letten.
● Controleer de loodrechte stand en de juiste opstellingshoogte
van de ROTEX A1 BO. Eventuele oneffenheden kunnen door
vier in de hoogte verstelbare voeten worden gecompenseerd.
4.5 Lucht-/rookgassysteem (LAS)
4.5.1 Algemene aanwijzingen voor het
rookgassysteem
WAARSCHUWING!
Door naar buiten komende rookassen binnen gesloten
ruimten die niet voldoende zijn verlucht, kan risico op
vergiftiging ontstaan.
● Alleen toegestane rookgassystemen installeren.
● Naargelang de opstellingsvariant moet de voorge-
schreven beluchting en achterwaartse verluchting
worden veilig gesteld.
Voor uitvoering en afmetingen van het rookgassysteem gelden
de landelijke brandweerverordeningen en de norm DIN 14478.
Noodzakelijke voorwaarden
Voor opstelling en afmetingen van de rookgasinstallatie dienen
de betreffende landelijke brandweerverordeningen resp. de land-
specifieke voorschriften in acht genomen te worden.
In principe kan voor het rookgassysteem iedere uitlaatpijp
conform EN 14471 met CE-markering worden gebruikt, die
voldoet aan de volgende minimumvereisten:
– Geschikt voor warme olie.
– Geschikt voor rookgastemperaturen van minstens 120 °C
(temperatuurklasse T120 of hoger).
– Geschikt voor een overdruk van minstens 200 Pa (drukklasse
P1 of H1).
– Vochtbestendig (condensbestendigheidsklasse W).
– Voldoende corrosiebestendig
(corrosiebestendigheidsklasse 2).
De eigenschappen van het rookgassysteem moeten herkenbaar
zijn op de geïnstalleerde installatie.
● Typeplaatje van het rookgassysteem aanbrengen in de
opstellingsruimte.
Wij adviseren het gebruik van de betreffende ROTEX-
rookgasbouwset. Deze voldoen aan alle eisen en zijn
bovendien uitgerust met speciale zuurbestendige pak-
kingen.
FA ROTEX A1 BOe - 03/2013
4
x
Montage en installatie
Aansluittypes
– Recht, direct naar achteren: SET C,
– In hoogte verschoven, naar achteren: SET D,
15 50 79.04.
– Directe dakdoorvoer: SET F,
Verdere details en aansluitafmetingen voor de drie varianten van
de rookgasaansluiting, zie sectie 4.5.3.
– Elke uitlaatpijp moet voor de controle en de instelling van de
verbrandingswaarde met een geschikte proefadapter worden
geïnstalleerd. De ROTEX LAS-bouwsets bevatten allemaal
een proefadapter (D8 PA,
Inbouwplaats en leidingshoogte
– De maximaal toegestane tegendruk voor rookgas bedraagt
200 Pa. Het drukverlies in de toevoerleiding mag niet groter
zijn dan 50 Pa.
– Invoerhoek van de rookgasbuis in de schoorsteen of geïnstal-
leerde buis: ≥3°.
– Hellingshoek voor horizontale delen van de uitlaatpijp: ≥3°.
Een tegengesteld verloop is op geen enkele plaats van de uit-
laatpijp toegestaan.
– Wanneer meer dan 3 buigingen van >45° nodig zijn voor de
uitlaatpijp, wordt de maximaal toelaatbare hoogte ervan met
minstens 1 m per buiging verminderd (zo nodig rookgas
berekenen).
– Bij verlenging van het horizontale verbindingsdeel, wordt de
maximaal toelaatbare hoogte met precies dezelfde lengte
verminderd.
– In horizontale verbindingsstukken mogen geen flexibele uit-
laatpijpen worden geplaatst.
Weerstand van de rookgasinstallatie:
Voor een veilige start van de brander en een stabiele instel-
waarde is er een minimale weerstand in de uitlaatpijp nodig. Als
deze niet wordt bereikt, dan moet een geluidsdemper worden in-
gebouwd (E8 MSD,
15 45 78 resp. E11 MSD,
15 45 79).
● Brander inschakelen (zie hoofdstuk 15.2 "Emissiemeting").
● De weerstand met een differentiaaldrukmeettoestel op het
rookgasmeetstuk tussen rookgas- en toevoerluchtmeet-
opening meten (differentiaaldruk bij A1 BO 15/20(F)-e/S(F)-e
ten minste 0,5 mbar, bij A1 BO 27/34S(F)-e/(F)-e ten minste
1 mbar).
De tab. 4-3 tab. 4-4 geeft de maximaal toegestane hoogte van de
uitlaatpijp aan voor het geval de ROTEX A1 BO in het nominale
vermogensbereik wordt gebruikt.
Opstellings-
A1 BO 15-e
mogelijk-
DN 80
heden
(zie afb. 4-4)
1)
1
16
1)
2
21
1)
3
17
4
16
5
17
6
17
1)
Buisdiameter: 135 mm x 135 mm
Tab. 4-3 Maximaal toegestane hoogte van de uitlaatpijp in m (bij
werking in nominale vermogensbereik) - A1 BO 15-e tot 27-e
15 50 79.03.
15 50 79.06.
15 50 79.00 93).
A1 BO 20-e
A1 BO 27-e
DN 80
DN 80
16
16
21
21
17
17
16
16
17
17
17
17
15