I
NSTALLATIE
2.7
De uitblaasrichting regelen
nl
nl-20
2.6.6 Het toestel aan de dakkap verbinden
Let op:
c
Het toestel kan niet aan de dakkap hangen. Er moet
altijd gebruik worden gemaakt van een ophangcon-
structie, zoals bijvoorbeeld het ophangframe.
1. Ga na op welke hoogte het toestel moet hangen en beves-
tig zonodig een kanaalstuk van de juiste lengte aan de dak-
kap.
2. Breng het toestel op hoogte, zodat de flens 1 binnen de
rand van de dakkap 2 komt.
3. Schroef de dakkap vast aan de flens met 12 schroeven.
Zie ook:
2.5
"De dakkap monteren (accessoire)", pagina 16
Stel de nozzles in onder de hoek die voor de situatie de meest
optimale werking van het toestel oplevert. De nozzles zijn
hiertoe voorzien van een kogelgewricht.
De optimale hoek van de nozzles hangt af van de
ophanghoogte van het toestel en van het te bereiken
vloeroppervlakte.
1. Bepaal de diameter (D) van het vloeroppervlakte dat
bereikt moet worden;
2. Meet de ophanghoogte (H) van het toestel. Dit is de
afstand tussen de vloer en de onderkant van het toestel;
3. Lees uit de tabel af onder welke hoek (α) de nozzles moet
worden ingesteld;
Opmerking:
n
Voor de NOZ
25 is alleen het dik gedrukte
2
gedeelte van de tabel van toepassing.
L
UCHTVERWARMER